Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/320

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 306 —

Rafflesia arnoldi
rafflesia arnoldi.
groeide in een schaduwrijk woud op eene plaats waar een overvloed van Olifanten-mest bijeen lag. De Rafflesia Arnoldi is de grootste en bereikt bij een omtrek van 10 à 11 voeten een diameter van ongeveer drie voeten; het gewigt van zulk eene bloem is van zeven tot acht Nederl. ponden.

Onze landgenoot blume is de eerste geweest die de andere soort, Rafflesia Patma, op een eilandje nabij Java ontdekt heeft. De Rafflesia's heeten bij de inlanders eenvoudig Krûbbûl (Groote bloem).[1]

Veel overeenkomst met de Rafflesia heeft een andere Javaansche Parasiet, de Brugmansia, die kleiner en sierlijker van vorm is.—Men zou deze Parasieten in zeker opzigt schoon kunnen noemen; maar hunne schoonheid heeft iets grofs, iets walgelijks, iets onnatuurlijks. Eene ontzettend groote en dikke bloem, die zonder stengels of bladen uit den stam van een anderen boom schiet, en een geur van rottend vleesch verspreidt, verdient den naam van bloem noch dien van plant; zij is een beeld van valsch vernuft en doet ons denken aan de verachtelijke paddestoelen. En waarlijk, de plantkundigen hebben in haar weefsel, in hare groeiwijze en voortplanting, in hare chemische bestanddeelen, in het gemis der groene

  1. De beste afbeeldingen van deze Parasieten vindt men in the Transactions of the Linnean Soc. XIII. p. 107 en in blume. Flora Javae.—In de Bibliotheek van de Horticultural Society te London, bevindt zich een levensgroot model van de R. Arnoldi. Een getrouw namaaksel van dit model heb ik gezien bij de Heeren booth, te Hamburg. De pogingen om de planten levend naar Europa over te brengen zijn nog met geen gunstig gevolg bekroond.