Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/344

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 330 —

zij reeds tamelijk schaars zijn; zij komen ook in sommige streken van Brazilië voor, worden aan de oostelijke helling van het Andesgebergte, tot eene hoogte van zesduizend voeten, gevonden, maar aan de westelijke zijde van dat gebergte in het geheel niet aangetroffen.

Er zijn twee soorten van dit geslacht bekend, welke wij nu nader willen beschouwen,

de gewone nandoe.
(Rhea americana).

De gewone Nandoe bereikt eene hoogte van bijkans vijf voet. Hij is grijsachtig van kleur, op het voorgedeelte van den romp en de vleugels niet zelden bruinachtig geschakeerd, op den rug en aan den benedenhals zwartachtig. Hij houdt zich bij voorkeur in eenzame streken op en is schuw en listig. Desniettegenstaande wordt hij door de inboorlingen dier streken, die voortreffelijke ruiters zijn, gemakkelijk door middel hunner bolas gevangen. Deze bolas of slingerballen, welke zij tot dat einde gebruiken, bestaan uit twee ronde, met leder overtrokkene steenen, van de grootte eens appels, welke door eenen dunnen, gevlochten riem, van ongeveer acht voet lengte, vereenigd zijn. De eene steen wordt in de hand gehouden, de riem met den anderen steen in eene draaijende beweging, die boven het hoofd plaats heeft, gebragt, en het geheele werktuig alsdan op het wild geworpen, hetwelk met de grootste juistheid geschiedt, niettegenstaande de jager zich in vollen rid bevindt. De ballen, het wild omslingerende, vellen het oogenblikkelijk ter aarde, en maken de verdere vlugt onmogelijk.

De gewone Nandoe bewoont voornamelijk het land door de La Plata-rivier bespoeld en verder noordelijk tot Brazilië; terwijl hij zuidelijk tot 41°, dus tot een weinig zuidelijker dan de Rio Negro, voorkomt.

Bij heet weder verbergen zich deze vogels niet zelden in het riet. Zij laten somtijds eenen diepen sissenden toon hooren. De eijeren worden meestal in de maanden September en October gevonden. Het nest bestaat uit eene eenvoudige uitholling in den grond en bevat twintig tot veertig en meer eijeren, die door verschillende wijfjes gelegd worden, zoo als dit ook bij den Afrikaanschen struis plaats heeft. Men vindt niet zelden ook enkele eijeren als rondgestrooid