— 85 —
naar de zon gerigt, en door een paardenhaar met een gewigtje bezwaard, dat in het middelpunt van den boog is opgehangen, wordt de hoogte van de zon afgelezen.
Het bovendeel van het voetje is eene holle kom, van binnen met pik bestreken, in welke het kogeltje van het paslood komt te hangen. Vult men die kom met water, zoo wordt het paslood, veel minder dan anders, door tocht of dreuning van den grond bewogen, en kan men door het paardenhaar de hoogte der zon met groote scherpte aflezen. De verdeeling is op een' papieren boog gedrukt, die op den houten boog van het sextant geplakt is. Zij is zeer naauwkeurig en gaat onmiddellijk van vijf tot vijf minuten, zoo dat men, een vergrootglas gebruikende, zonder zwarigheid, door schatting tot op eene enkele minuut kan aflezen. Men leest niet de schijnbare maar de ware, d.i. van straalbuiging gezuiverde hoogte der zon af, en daarin heeft eble een eenvoudig middel gevonden, om de straalbuiging