— 43 —
grootere snelheid in eene hyperbool voortgaan, dat is in beide gevallen eene oneindig groote loopbaan beschrijven. Maar nu hare wezenlijke snelheid op dat punt 1,8941 G. M. in de sekonde bedraagt, nu wordt zij juist door die snelheid in betrekking tot haren afstand van de zon genoodzaakt eene ellips te beschrijven.
Uit dit alles volgt derhalve op wiskundige gronden, dat de gedaante van de baan der aarde rondom de zon noodzakelijk eene elliptische zijn moet.
II.
OVER DE GROOTTE VAN DE BAAN, DIE DE AARDE RONDOM DE ZON BESCHRIJFT.
Om de eigenschappen van eene elliptische loopbaan des te beter in het oog te doen vallen, hebben wij in fig. 1 eene ellips van aanmerkelijke excentriciteit geteekend. Wij moeten ons echter niet voorstellen, dat de baan der aarde eene zoo langwerpige ellips vormt. Uit hetgeen wij over de gedaante dier baan gezegd hebben, valt gemakkelijk af te leiden, dat zij slechts weinig van eenen volkomen cirkel kan verschillen.
Wij hebben gezien, dat de oorspronkelijke snelheid, waarmede de aarde in hare baan voortgaat, slechts 0,0457 G. M. in de sekonde verschilt van die snelheid, die haar zoude noodzaken eenen volkomen cirkel te beschrijven. Uit dit gering verschil in snelheid volgt, dat ook de afwijking van den cirkelvorm slechts zeer gering kan zijn, en dat bij gevolg de ellips, die zij beschrijft, geene groote excentriciteit kan bezitten.
Wij zien dit bevestigd, als wij opmerken, dat de verste en naaste afstand, waarop de aarde op de tegenovergestelde punten van hare baan van de zon geplaatst is, niet eens zoo aanmerkelijk verschillen, dat wij dat verschil met ons oog uit de toe- of afneming der grootte van de zonneschijf kunnen waarnemen. Was dat verschil waarlijk in het oog loopend groot, dan zoude de zonneschijf zich in onze grootste nabijheid van dat ligchaam grooter en