Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/585

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 175 —

van den snoek en van enkele andere visschen, kan somtijds vrij hevige braking en buikloop verwekken. Makrelen, boniten, thonijnen, op bepaalde plaatsen gevangen,—of naar men wil, in het maanlicht der keerkringen gedroogd?,—kunnen roosachtige, zelfs naar roodvonk zweemende, huid-uitslagen, soms met belangrijken bloedsaandrang naar de hersenen, te weeg brengen.


CLUPEA THRISSA (Goudsardèl.)

De Clupea thrissa, de "Goudsardèl der Antilles" is reeds gevaarlijker. Haar gebruik werkt meermalen in korten tijd doodelijk. Die vischsoorten echter, welke wel het meest en het zekerst eene zoo noodlottige uitkomst hebben opgeleverd, behooren te huis in de Orde der vast-kakigen, in de Familie der naakttandigen. Het zijn vooral de Tetrodon's, tropische soorten van dezen, die berucht zijn onder den naam van "opblazers" of "blaasvisschen," doch ook de Diodon's, Triodon's, Balistes, Ostracion's (zie bladz. 103) enz.

Twee opblazers

TETRODON OCELLATUS
 (geoogde opblazer). BALISTES MONOCEROS.

In de keerkrings-gewesten, in het zoute water aldaar, houden de giftige visschen zich dan ook bij voorkeur op. Met uitzondering van enkelen, vooral van die welker kuit nadeelig kan worden, komen zij,—en dit moge mijne lezers eenigzins gerust stellen,—in de noordelijke wateren niet voor. In den regel behooren ze tot de beenige visschen, doch voor het overige komen zij in het zoölogische stelsel zeer ongeregeld voor. Onder verscheidene onschadelijke geslachten van eene en dezelfde familie treft men meermalen slechts één of twee giftige of verdachte geslachten of soorten aan. Van sommigen huisvest het vergift alleen in bepaalde deelen, vooral in de lever. Anderen zijn slechts dan te vreezen, wanneer zij zeer oud zijn geworden, of eene buitengewone grootte hebben bereikt.