Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/586

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 176 —

De meesten zijn niet altijd vergiftig, doch worden het op enkele hoogten en breedten, of in bepaalde jaargetijden; zoo als door velen wordt aangenomen, doch zonder geheel voldoende bewijzen, vooral in den parings- of zoogenaamden rijtijd. Behalve dezen, worden vele oorzaken voor dit giftig vermogen, door geleerden en zeelieden, als om strijd opgenoemd. Is schadelijk voedsel dat zij nuttigen, bijv. zee-polypen, in het spel? Is het opgenomen koper, waaraan men te denken heeft? Of is het alleen hunne spoedige ontbinding in de warme gewesten, die hier werkzaam is? Men weet het niet. En even weinig is de giftstof zelve, het eigenlijke "visch-vergift," in haren scheikundigen aard nog bekend. Chemische hulpmiddelen om dit te kunnen herkennen, zijn er bij gevolg evenmin. Empirische proeven daarentegen worden er verscheidene opgegeven. Zoo kookt men ze wel eens met eenen zilveren lepel of eene uije; giftige visch zou dezen zwart kleuren. Anderen maken eene insnijding in den visch; het uitvloeijen van een melkwit vocht daarbij zou verdacht zijn. Zoo bestrijkt men de lippen soms met de lever; wanneer dit een gevoel van branding verwekt, als door peper, zou de visch niet eetbaar wezen. Eenige schrijvers houden in het bijzonder die visschen voor verdacht, welke den gewonen visch-reuk niet verspreiden, maar naar koraal-polypen rieken. Of wel, men meent hier gevaar te mogen opmaken uit het bloedig tandvleesch, uit het voorhanden zijn van eene olieachtige vloeistof in de maag, uit de aanwezigheid van kleine diertjes, zoogenaamde "wormen" in den kop, en wat dies meer zij. Zekerheid intusschen bestaat hier nog in geenen deele. Naar mijne meening kan alleen de beoefening der Natuurlijke Geschiedenis van de visschen hier den besten waarborg opleveren;—de kennis vooral van die geslachten of soorten, van welke de ondervinding het giftig vermogen heeft bewezen, alsmede van de plaatsen, waar zij worden aangetroffen, is hier hoogst wenschelijk. Aan de westelijke zeekust van Zuid-Amerika, langs Brazilië, in de Antillische of Caraïbische zee, huisvesten verscheidene soorten, en op de eilanden Bahama, Cuba, St. Croix, St. Eustatius, Grenada, Guadeloupe, Jamaïca, Martinique, enz. moet men daarop wel bedacht zijn. Bij Afrika