Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/599

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

KLIMAAT VAN DE KRIM.

 

 

De wedergesteldheid in de Krim is zeer afwisselend. Langdurige droogte en hitte des zomers, wordt des winters menigmaal door koude vervangen. De invloed daarvan op het plantenrijk is opmerkelijk. Eene menigte struiken en boomen, die zelfs in Engeland in de opene lucht groeijen, komen aan de zuidkust der Krim niet, of niet dan zeer armoedig voort.

Vreemde tegenstrijdigheden hebben daarbij somwijlen plaats. Terwijl de oranjeboomen, zelfs wél bedekt, gewoonlijk bevriezen, en de Mirt in de opene lucht slecht wast, heeft hier, volgens k. koch, (die Krim und Odessa Leipzig 1854, 186–187), een dadelpalm (Phoenix dactylifera) zeven jaren lang, hoewel 's winters gedekt, het in de opene lucht uitgehouden. Omgekeerd kunnen Azalea's en Rhododendrums, die bij ons zoo gemakkelijk en zonder beschutting in de opene lucht geteeld worden, het aan de zuidkust van de Krim niet wel uithouden. Het zonderlingst is, dat onze gewone Jeneverboom (Juniperus communis L.), volgens koch, t.a.pl., zoo wel van stek als van zaad gekweekt, aan de zuidkust na 3 of 4 jaren omkomt, en dan steeds na eenen winter.

Wegens de geweldige kracht der stormen, hebben alle boomen aldaar een heesterachtig aanzien. Boomen of heesters, met altoos groene bladen, wassen gewoonlijk slechts van September tot nieuwjaar, en staan gedurende de zomermaanden volkomen stil in hunnen groei.—Moesgewassen gelukken hier veel minder goed dan zelfs in Noordelijk Duitschland.