Onder de verschijnselen, die in den dampkring plaats grijpen en in onze streken volledig kunnen worden waargenomen, bekleedt de regenboog zeker eene eerste plaats. Het is een prachtig schouwspel wanneer hij zich onder gunstige omstandigheden vertoont, die boog van schitterende kleuren, die zelfs den onkundigsten waarnemer de overtuiging geeft van zijne groote afmetingen. Alhoewel niemand uwer, geachte lezers en lezeressen, dit natuurverschijnsel onachtzaam zal hebben voorbij gegaan, en hoewel het dikwijls genoeg voorkomt om het ten minste enkele malen in zijn geheel te kunnen zien acht ik het echter noodig, voor dat ik tot de verklaring overga, eene beschrijving te geven, waarbij ik de verscheidenheden doe opmerken, die het verschijnsel aanbiedt en die niet door ieder kunnen worden waargenomen, daar eenige daarvan slechts zelden voorkomen.
In den regel ziet men slechts eenen boog, doch ook somtijds,—en dan eerst kan men achten het verschijnsel in zijn geheel waar te nemen,—ziet men twee bogen. Deze twee bogen zijn concentriek dat is, zij hebben slechts één gemeenschappelijk middenpunt en bevinden zich altoos aan het gedeelte des hemels, dat vlak tegenover de zon is gelegen, zoodat daarbij altoos de zon, het oog des waarnemers en het middenpunt van den boog of van de bogen in eene regte lijn zich bevinden. De binnenste dezer bogen, die dikwijls alleen gezien wordt, terwijl de buitenste ontbreekt, heeft altoos levendige kleuren en wordt hoofdregenboog genoemd; den bui-