Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/620

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 210 —

opvullend vet) gemeen is, welke veel luchtbuizen ontvangen[1]. De twee plekken op de borst zijn doorschijnende deelen van het hoornachtig bekleedsel van het borststuk, waar de bruine kleurstof ontbreekt. Zij zijn van dezelfde dikte als de omliggende bekleedsels. Geeft misschien deze dikte, waardoor het licht heen gaat, aanleiding tot de blaauwgroene kleur, zoo het insekt geen sterk licht verspreidt, en is mogelijk het licht aan de onderzijde dadelijk geel, omdat het vlies, dat achter aan de borst ligt, veel dunner is dan de bekleedsels der borst?—Zoo veel is aan den anderen kant ontegenzeggelijk, dat het geheele vetligchaam althans zeer ongelijkmatig licht verspreidt. Het is anders onverklaarbaar, dat het licht niet aanhoudend even sterk of zelfs sterker aan de onderzijde uitstroomt, op die bovenvermelde, vliezige plaats; hier ondertusschen wordt slechts zeldzaam, bij groote inspanning van het insekt, licht waargenomen.

Het is, gelijk wij reeds zeiden, niet de eerste maal, dat eene soort dezer kevers levend naar Europa kwam. Het insekt, waarvan latreille boven gewaagde, werd omtrent eene eeuw geleden naar Parijs gebragt, en het is dus ten onregte, dat sommigen gemeend hebben, dat latreille zelf ooggetuige was van het verschijnsel, terwijl uit zijne woorden zelven en bepaaldelijk uit zijne aanhaling van lacordaire, als die deze soort levend had waargenomen, duidelijk blijkt, dat hij alleen op gezag van anderen spreekt. Ook naar Engeland zijn zij somtijds in den volkomen toestand, d.i. na het ondergaan hunner laatste gedaanteverwisseling, overgebragt. Curtis heeft in deze eeuw zulk een kever in Londen waargenomen en daarvan een berigt gegeven in een tijdschrift, 't geen ik thans niet bij de hand heb. Hetgeen sommige reizigers verhalen, dat de vrouwen in Zuid-Amerika bij het licht dezer kevers 's avonds haar werk verrigten, en dat de inboorlingen er eenige aan hun schoeisel binden, ten einde 's nachts hunnen weg te verlichten, luidt te fabelachtig, om


  1. Hetgeen mijne onderzoekingen mij leerden, komt hoofdzakelijk overeen met hetgeen treviranus waarnam bij voorwerpen, die hem uit Rio Janeiro in wijngeest waren toegezonden. Hetgeen echter treviranus meldt van dunne, bijkans evenwijdig naast elkander liggende, uit de luchtbuizen ontspringende buisjes, zonder spiraaldraad, die naar de lichtgevende plaatsen loopen zouden, heb ik niet kunnen waarnemen.