Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/646

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 236 —

te aan, omdat de daartoe noodige voorwaarde, namelijk het geheele gemis van luchtstroomen, waardoor die gedaante dadelijk eene wijziging ondergaat, nimmer geheel vervuld wordt. Maar het is duidelijk, dat bij volstrekte rust des dampkrings elk zoodanig wolkje een kleine nevelbol zoude wezen, om dezelfde reden, waarom olie geschud met een vocht, waarvan het weinig of niet in soortelijk gewigt verschilt, zich daarin verdeelt in vele kleine steeds bolvormige droppels.

Men werpe hier niet tegen, dat deze nevelvorming een oneindig klein verschijnsel is, vergeleken met die, waarvan wij veronderstellen dat eenmaal het heelal het tooneel was. Grootheid en kleinheid doen hier niets ter zake, want de kleinste stofdeeltjes en de grootste hemelligchamen gehoorzamen aan dezelfde wetten. Zelfs achten wij het niet ongepast hier nog een ander verschijnsel als voorbeeld aan te voeren, dat, in verhouding tot de wolkvorming in onzen dampkring, schier even gering is te noemen als deze, vergeleken met de vorming des nevels, waaruit zonnestelsels hunnen oorsprong namen. Ik bedoel de merkwaardige veranderingen, die vele stoffen ondergaan bij den overgang uit den vloeibaren in den vasten toestand, wanneer de oplossingen van twee ligchamen te zamen vermengd worden, en daardoor een derde ligchaam gevormd wordt, dat in het vocht niet meer oplosbaar is, en zich dus daaruit nederslaat. In zeer vele gevallen bestaat zulk een nederslag aanvankelijk uit zeer kleine slechts bij sterke vergrooting herkenbare ligchaampjes, die zich op zeer korten afstand van elkander bevinden. Laat men nu het vocht met het nederslag in rust, dan zal men na eenigen tijd daarin, in plaats van de millioenen uiterst kleine ligchaampjes, eenige honderden veel grootere bolletjes waarnemen, die, gelijk het onderzoek van den gang des verschijnsels onder het mikroskoop leert, ontstaan zijn door de vereeniging der eersten rondom een groot aantal middelpunten van aantrekking.

Op eene dergelijke wijze dan kan men zich de scheiding van het oorspronkelijke gas in een groot aantal gas- of nevelbollen voorstellen. Daarin ging de verdigting door onderlinge aantrekking der deeltjes voort. Waar deze haren invloed uitoefent, moest