Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/682

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 272 —

geraken, doch deze trillingen zijn in vergelijking met die, welke het geluid in de lucht doen ontstaan, onbegrijpelijk snel. Een ligchaam, dat den ether doet trillen, noemen wij lichtend en den indruk, dien deze trillingen op het netvlies van ons oog en daardoor op onze gezigtszenuw maken, noemen wij licht. Maar gelijk de luchtgolvingen, die door ons als geluid worden waargenomen, niet altijd allen even lang zijn en dus verschillende toonen voortbrengen, zoo zijn ook de ether-golvingen verschillend in lengte, en al naar zij korter of langer zijn, wekken zij in ons verschillende gewaarwordingen op, die wij gewoon zijn kleuren te noemen. Zoo zijn de ether-golvingen, die in ons oog den indruk van rood te weeg brengen, de langste; de in lengte daarop volgende veroorzaken dien van oranje, de volgende dien van geel, groen, blaauw en violet, benevens al de daartusschen liggende schakeringen. Nemen wij rood, geel en blaauw als de drie hoofdkleuren aan, waaruit alle anderen kunnen worden zamengesteld, hetgeen uit een praktisch oogpunt niet geheel onjuist is, dan vertegenwoordigen zij met elkander het zuivere wit, het wit des zonlichts, dat wij waarnemen, wanneer alle verschillende ether-schommelingen te gelijk op ons oog werken of allen door eenig voorwerp worden teruggekaatst. Hoe meer licht eene oppervlakte terugkaatst, des te witter schijnt zij, terwijl de zwarte kleur ontstaat, wanneer al het licht op eene oppervlakte vallende, verloren gaat, of zoo als men zegt, wordt opgeslorpt. Maar wanneer nu sommige ether-golvingen teruggekaatst en de andere opgeslorpt worden, dan ontwaren wij alleen de eerste; dan zien wij kleuren. Als een gedeelte van het licht bij de terugkaatsing op eenig voorwerp verloren gaat, is het in ons oog teruggeworpene andere gedeelte ook minder zamengesteld en wordt dan door ons als eene min of meer zuivere kleur waargenomen. Zoo geven, bij het geluid, de gelijkmatigste luchtschommelingen ook de zuiverste toonen.

Wordt b.v. het blaauw en het geel door eene bloem opgeslorpt en het rood teruggekaatst, dan heeft die bloem voor ons eene roode kleur.

Wanneer de roode kleur door eene oppervlakte wordt opgeslorpt,