Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/712

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 302 —

bevestiging door zulke proeven noodig had. Met het doel om deze leemte aan te vullen heb ik nu de pen opgevat. De slingerproeven van foucault zijn echter niet de eenige in haren aard, en zij kunnen niet met juistheid worden gekend of beoordeeld, tenzij zij beschouwd worden in verband met vroeger bekende en volbragte proefnemingen, uit welke de beweging der aarde blijken moest. De slingerproeven van foucault kunnen zonder eenig sterrekundig werktuig en zonder eenige sterrekundige kennis worden genomen, zoodat zij veeleer tot het gebied der natuur- dan tot dat der sterrekunde behooren. Zij worden niettemin als eene bevestiging van eene der eerste grondwaarheden der sterrekunde beschouwd, en hare beteekenis voor die wetenschap kan alleen worden opgehelderd door eene overweging van den graad van zekerheid, dien de beweging der aarde, door de sterrekunde zelve, heeft verkregen. Ik meende daarom deze bijdrage in twee deelen te moeten splitsen, in het eerste van welke meer bepaaldelijk wordt aangetoond, hoe de kennis van de beweging der aarde zich uit den vooruitgang der sterrekunde heeft ontwikkeld, en, door haar alleen, eene zekerheid heeft verkregen, die elke nadere bevestiging, door de tusschenkomst van eene andere wetenschap, overtollig maakt. Die kennis was echter een zoo noodwendig uitvloeisel van elken meer volmaakten tak der sterrekunde, dat de volledige beschouwing van hare ontwikkeling de geheele geschiedenis der sterrekunde zoude moeten omvatten, en ik mij hier alzoo moet bepalen bij het enkel aanstippen van de hoofdpunten, op welke onze aandacht, bij deze beschouwing, meer in het bijzonder vallen moet. In het tweede gedeelte mijner bijdrage zal ik over de natuurkundige verschijnselen handelen, die op de aarde zelve worden waargenomen en als bewijzen van hare beweging beschouwd worden. Daarbij zal de grootste plaats worden ingenomen door de slingerproeven van foucault en de bespiegelingen die zij hebben uitgelokt.

 

 

Er zijn nu meer dan twee duizend jaren verloopen, sedert den tijd, waarop de sterrekunde, voor het eerst, stelselmatig als eene