Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/73

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 59 —

jaar in d zijn; maar omdat de zon zich in dien tijd 15 millioen G.M. verplaatst heeft, en zich dus in c' bevindt, zoo zal de aarde 20 millioen G.M. verder en dus in e' zijn. In het tweede halfjaar verplaatst de zon zich wederom 15 millioen G. M. en is dus van c' tot e voortgegaan; de aarde zal dus na verloop van dat halfjaar de lijn snijden op een punt, 20 millioen G.M. van e verwijderd, dat is in c. Zij zal van daar na een halfjaar tot h' en na een geheel jaar tot f zijn voortgegaan en zoo vervolgens.

Daar de aarde, als eene onafscheidelijke gezellin, de zon op haren weg door de oneindige ruimte getrouw moet ter zijde blijven, zoo volgt daaruit, dat zij ook nooit weder kan terugkeeren tot hetzelfde punt, hetwelk zij eenmaal heeft ingenomen. De plaats en de ruimte, waar wij ons op dit oogenblik bevinden, ligt reeds het volgende oogenblik vele mijlen achter ons. Terwijl wij met onze aarde in één jaar eene ruimte van 115 millioen G.M. doorklieven, ligt reeds het volgende jaar die geheele baan 30 millioen G.M. achter ons.

Zoo dringen wij, door onze aarde medegevoerd en gedragen, met eene verbazende snelheid de diepten der oneindige ruimte in. Hoe meer wij op dien weg voortgaan, des te meer zullen de geheimenissen des hemels zich voor den navorschenden blik der wetenschap ontsluijeren, des te dieper zal de harmonie des heelals door ons worden ingezien en begrepen.

Wat de sterrekunde op haar tegenwoordig standpunt reeds aan het licht bragt, is wel in staat ieders verbazing te wekken. Want zij heeft ons die ééne groote kracht doen kennen, die het gansche heelal, die myriaden werelden, talloos als het zand aan den oever der zee, in de onmetelijke scheppingsruimte langs hare vaste banen voortstuwt. En toch is het dezelfde kracht, die den waterdroppel vormt, den slinger beweegt, den opgeworpen steen weder ter aarde doet vallen, en die aan zonnestelsels en sterrengroepen hunne banen door alle tijdruimten henen heeft afgebakend. Eenvoudigheid van kracht en oneindigheid van werking! Is het niet het groote geheim des almagtigen Scheppers, hetwelk op elk gebied der natuur bij diepere nasporing zich telkens in klaarder