Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/741

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 331 —

 

TWEEDE GEDEELTE.

DE VERSCHIJNSELEN OP DE AARDE, DIE ALS BEWIJSGRONDEN
VOOR HARE BEWEGING WORDEN AANGENOMEN.

 

 

De verstandelijke vermogens van den mensch worden steeds het grootste geschenk genoemd, dat hij, boven de dieren, heeft ontvangen, en toch heeft de gewaarwording der zinnen veelal meer dan de uitspraak van het verstand bij hem gegolden; toch heeft het altijd moeite gekost den mensch te doen gelooven, wat hij noch zien, noch hooren, noch voelen kan. Dit is vooral gebleken toen de beweging der aarde door het verstand was verkondigd, maar toch door velen werd betwijfeld, alleen omdat zij zich, op geenerlei wijze, onmiddellijk aan de zinnen openbaarde. Hoezeer copernicus duidelijk genoeg had aangetoond, dat de schijnbare beweging der hemellichten noodwendig ook de beweging der aarde tot oorzaak hebben moest, waren aanvankelijk slechts weinigen onbevooroordeeld genoeg om de lange redeneringen te volgen, die tot deze voor velen zoo ongelooflijke uitkomst leidden. Het stelsel van copernicus heeft, toen het eerst bekend was geworden, zelfs bij sterrekundigen, die in de algemeene dwaling deelden, tegenstand ontmoet, doch spoedig hadden deze zich bezonnen, en ingezien dat de beweging der aarde, zonder stooten of schokken voortgaande, terwijl lucht, water en alles wat ons wijders omgeeft in die beweging moet deelen, voor onze zinnen ook niet bemerkbaar wezen kon. Toen de beweging der aarde onder de sterrekundigen reeds eene volkomene zekerheid had verkregen, bleven zij evenwel naar regtstreeksche bewijzen daarvoor wenschen, want hoezeer zij die voor hunne eigene overtuiging niet behoefden, zij moesten die noodig oordeelen, om bij de groote menigte de magt van het bijgeloof en het vooroordeel te kunnen bestrijden, waardoor zelfs sommigen hunner zich hadden laten verstrikken. De hemel bood genoeg verschijnselen aan, die, zonder de beweging der aarde, niet

22