Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/744

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 334 —

de oppervlakte der aarde zijn verdeeld. Hierdoor ontstaan zeer groote storenissen in den loop dier luchtstroomen, en worden de passaat-winden, vooral daar waar het vaste land en de zee zamenkomen, zoo zeer gewijzigd, dat zij in zeer zamengestelde verschijnselen ontaarden, wier meer naauwkeurige beschouwing hier geene plaats kan vinden.[1]

Toen newton de uitwerkselen der door hem ontdekte aantrekkingskracht beoefende, vond hij dat eene wentelende beweging der aarde, onder haren invloed, aan dat ligchaam noodwendig eene, naar de polen toe, eenigzins afgeplatte gedaante had moeten geven. De metingen door cassini, op het einde der zeventiende eeuw, in Frankrijk volbragt, schenen echter aan te toonen, dat de aarde, naar de polen toe, niet afgeplat, maar gerekt of langwerpig was, en over de eigenlijke gedaante der aarde ontstond een langdurige strijd tusschen Fransche en Engelsche geleerden, van welke deze zich op de theoriën van newton, en gene zich op de metingen van cassini beriepen. Men begreep echter ten laatste, dat de metingen van cassini zich tot een veel te klein gedeelte van de oppervlakte der aarde hadden beperkt, om eene beslissing omtrent hare juiste gedaante toe te laten, en in het jaar 1735 werden Fransche sterrekundigen naar Peru en naar Lapland gezonden, om, zoo digt mogelijk bij de evennachtslijn en bij eene der polen, bepaalde bogen der aarde te meten, uit welke zoowel hare grootte als hare gedaante met juistheid zoude kunnen worden afgeleid. Door die metingen werd, overeenkomstig met de theorie van newton, eene zeer merkbare afplatting der aarde, naar de polen toe, gevonden, en de talrijke zoogenaamde graadmetingen, die later aan verschillende deelen der aarde zijn volbragt, hebben, met eene veel hoogere naauwkeurigheid, eene uitkomst in denzelfden zin gegeven. De gedaante der aarde kan dus reeds als een bewijs voor hare wentelende beweging worden aangevoerd, maar een nog treffender bewijs


  1. Eene uitvoerige en zeer volledige verklaring van de passaat-winden en de wijzigingen die zij ondergaan, vindt men in de: Meteorologische Untersuchungen van h.w. dove, Berlin 1837.