Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/779

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 369 —

besef van het gewigt der natuurwetenschappen, van de plaats die zij behooren in te nemen in de beschaving van onzen tijd, is dit alles slechts gering te noemen. Het getuigt alleen voor eene min of meer duister door de maatschappij gevoelde behoefte, die slechts bij sommigen tot helder bewustzijn is gekomen.

Het zoude mij veel te ver leiden, indien ik hier alle de voordeelen, welke als van zelve zouden voortvloeijen uit een meer algemeen onderwijs in de grondbeginselen der natuurwetenschappen, naar eisch wilde ontvouwen. Alleen uit het oogpunt van opvoedingsmiddel beschouwd, zoude het dan blijken, dat geen onderwijs meer dan dit in staat is, al de vermogens van den jeugdigen mensch, zoowel van het ligchaam als van den geest, krachtig te doen ontwikkelen en aan zijne hooge bestemming dienstbaar te maken. De kunst van waarnemen, eene kunst die zoo velen behoeven en zoo weinigen goed verstaan, eene kunst die berust op het goed gebruik van de ons door God geschonken zintuigen en op de juiste duiding van het onmiddellijk waargenomene door het verstand, dat waarheid scheidt van valschen schijn—deze wordt nergens beter geleerd, dan door de beoefening van de natuurwetenschappen. Zij leeren in de natuur de groote werkplaats kennen van den Alwijzen en Almagtigen, die alles naar eene onveranderlijke wet en orde bestuurt, omdat Hij zelf eeuwig onveranderlijk is. De opsporing dier wetten is de wetsteen voor het verstand, hare ontdekking eene vervulde behoefte van het gemoed, omdat zij eene schrede nader brengt tot de kennis van den Oneindigen, wiens wezen zich in den spiegel Zijner schepping weerkaatst.

Maar,—zoo hoor ik mij tegenroepen,—de ondervinding heeft niet zelden het tegendeel geleerd. Juist onder de natuurkundigen worden de ergste materialisten, twijfelaars, ja godloochenaars en ontkenners van 's menschen onsterfelijkheid gevonden. Is het dan niet gevaarlijk aan jeugdige gemoederen eene rigting te geven, waardoor zij welligt op hetzelfde dwaalspoor gebragt worden?

Het feit is, helaas! niet te ontkennen. Er zijn onder hen, die de natuur tot het onderwerp hunner nasporingen hebben gekozen, sommigen, die daarin niets anders zien dan stof in beweging. Zij