Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/106

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 94 —

De geheele kalksteenformatie van Hammam-Mescoutine heeft aan het water dier bronnen haar ontstaan te danken. Als dat water door de hitte en sterke verdamping zijn koolzuur aan de lucht afgeeft, ontstaat er eerst rondom den mond der bron eene kalklaag, op welke met den tijd voortdurend nieuwe lagen zich nederzetten, terwijl door het nederdruipende water de omtrek van de onderste laag onophoudelijk vergroot wordt. Zoo ontstaat er langzamerhand een kegel. Eindelijk komt er een tijd, dat de bron de kracht mist om hooger dan tot den rand des kegels te stijgen; de aanzetting der kalklagen heeft dan meer aan de binnenzijde plaats. De kegel houdt dan op verder aan te groeijen en sluit zich eindelijk geheel aan zijn top. Het water zoekt dan eenen anderen uitweg en doet weldra in de nabijheid nieuwe kegels oprijzen. Daarom ziet men hier kegels van verschillenden ouderdom: sommige, welker bron reeds lang heeft opgehouden te vloeijen en waarvan de massa zoo hard is geworden als graniet, andere uit welker kruin nog water of slechts eenige damp uitstroomt, en wederom andere die nog slechts in het begin hunner vorming zijn. De vorming dezer heuvels, die baudens als bijna zonder voorbeeld beschouwde, is dus eigenlijk niets anders dan eene eenvoudige incrustatie, waarvan de natuur ons vele voorbeelden aan de hand geeft. En wat te Hammam-Mescoutine in het klein wordt waargenomen, dat heeft de natuur in het groot in het meer van Takht-i-Soleiman en den heuvel Zindan-i-Soleiman tot stand gebragt.