Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/138

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 126 —

is jonger dan de Bentheimer zandsteen. De zandsteen veel jonger dan de leilagen van Rheine. De leijen veel jonger dan de steenkoollagen van Ibbenburen, Westphalen, Limburg en Luik. De steenkolen op haar beurt weêr jonger dan de kalksteen van Visé, waarover reeds gesproken is; en daarom zijn al deze gronden, overal waar zij aan de oppervlakte liggen, meer of min bedekt door ons zand en onze keijen.

Maar dit zand behoort nu klaarblijkelijk niet tot het allerlaatste, hedendaagsche en nog niet gesloten tijdperk der wording van Nederland. Op zeer vele plaatsen, op de Veluwe, in Drenthe en elders is het door den wind uit zijne oorspronkelijke ligging gebragt en heeft de zandstuivingen doen geboren worden, die zoo eigenaardige vorming der jongere tijden, waarvan men tot dusverre geene sporen heeft aangetroffen bij de gronden uit oudere tijdperken. Groote uitgestrektheden onzer zandgronden zijn bedekt met hoog veen, andere, die onder den gemiddelden waterstand neêrdalen, liggen onder lage veenen verscholen. Het zand en de kleigronden, door onze groote rivieren aangebragt, en evenzeer de zavelgronden die kleinere riviertjes en beken hebben afgevoerd, liggen altijd op het zand onzer heidevelden. Ook neemt men waar dat de vruchtbare zeebezinkingen, die van den Dollard bij voorbeeld, steeds dit zand bedekken, dikwijls zelfs met daartusschen liggend veen, dat wij reeds, als in een jonger tijdperk ontstaan, hebben leeren kennen. Eindelijk leert ons de heuvel van zand met keijen van Texel, die hier onder de zeeduinen wegschiet, dat ook deze gewrochten van wind en getijen tot eene jongere periode behooren. Al deze gronden, zandstuivingen, hooge en lage veenen, rivier- en beekalluviën, zeebezinkingen en zeeduinen zijn dus jonger dan ons zand, en hebben twee algemeene, duidelijke kenmerken gemeen, dat namelijk hunne wording nog steeds blijft voortgaan, en dat zij overblijfselen bevatten van den mensch of van menschelijke kunstvlijt.

Gedurende het tijdperk, waarin de keijen onzer heidevelden herwaarts gevoerd zijn, en dat, volgens het zoo even gezegde, begrepen is tusschen de wording der gronden, die gelijktijdig zijn met de leemlagen van Eibergen en het ontstaan van het thans nog voort-