Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/149

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 137 —

buik vol heeft, van rijst of aardappelen in water gekookt en zonder eenig toevoegsel, zoo als dit, helaas, het dagelijksch maal is van duizenden onzer landgenooten, is minder gevoed dan een ander, die eene voor zijn gevoel veel geringere hoeveelheid graauwe erwten met eenig vet gegeten heeft, om van vleesch of visch niet te spreken. Eene snede roggenbrood, die "staat in de maag", bevat vooral niet meer voedsel dan een gelijk gewigt tarwebrood, hetwelk minder schijnt te verzadigen. De hoeveelheid voedsel toch is niet het eenige, waarop het bij de voeding aankomt; de aard van dit voedsel komt daarbij evenzeer in aanmerking. Maar de werkman, die meer dan eenig ander behoefte heeft aan goede voeding, weet van dit alles niets. Hem komt het, bij de keuze zijner spijzen, er slechts op aan, hoeveel hij voor eenen bepaalden prijs verkrijgen kan. Zou het geen tijd worden, dat men hem hieromtrent wat beter inlichtte?

Bovenstaande opmerkingen kwamen mij voor den geest bij het lezen in een fransch tijdschrift: de Moniteur des connaissances utiles, van een paar feiten, die ik hier zonder eenige bijvoeging mededeel, in de overtuiging dat zij welsprekend genoeg zijn om die niet te behoeven.

In 1825 rigtte eene engelsche compagnie te Charenton bij Parijs eene ijzergieterij op, en deed eenige der vele daarbij benoodigde werklieden uit Engeland komen. Het bleek spoedig, dat deze onmisbaar waren; want het zware werk kon door deze alleen, en door geenen enkelen franschman worden verrigt. De directeuren schreven dit aan de onvolkomene voeding der fransche werklieden toe en namen dien ten gevolge maatregelen om deze vleesch te doen eten, in dezelfde hoeveelheid als de engelsche dit gewoon waren. Zes maanden daarna waren deze laatsten niet meer noodig; hun arbeid werd nu door de inlandsche werklieden met lust en zonder buitengewone inspanning uitgevoerd.

In 1841 belastten de concessionarissen van den spoorweg van Parijs naar Rouaan engelsche ingenieurs met den aanleg daarvan. Deze bragten een groot aantal engelsche werklieden mede. De buitengewone snelheid, waarmede dit groote werk is afgemaakt, was men in groote mate verschuldigd aan den naijver tusschen deze en de