Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 141 —

schemering, dat uur van gezelligen kout, van hooggestemde overdenking, als alle gedachten vrij en onbelemmerd omdolen en met den laatsten straal der wegzinkende zon tot hooger aandrift worden opgewekt. De verwisseling der jaargetijden doet het welgeplaatst hart en de gevoelige ziel een steeds weder nieuw genot smaken. Het koude, ja zelfs het ongunstige weder, spant zenuw en spieren; de strijd met de natuur en met al de elementen dwingt tot krachtige inspanning en doet het herlevend jaarsaisoen, of ieder uur van fraai en zacht weder, ons een genoegen smaken, schaars weggelegd voor den bewoner der verzengde luchtstreek, waar, gelijk een reiziger, junghühn, van Java zegt: "de regelmatigheid bij alle verschijnselen in de natuur, de gestadige stilte in den dampkring, de gelijkvormigheid der regens, welke dagen achtereen zacht nedervloeijen, het onveranderlijk gonzen der insekten—met één woord, dit gebrek aan afwisseling der natuurverschijnselen—eene zekere verslapping te weeg brengt en eene zwaarmoedigheid, waardoor men minder deelneming betoont in al wat ons overal in de wereld en het gezellig leven omgeeft. Ook het klimaat, de gloeijende hitte der zon, aan welke zich de vreemdeling niet onvoorzigtig mag blootstellen, werkt mede om den mensch aldaar te isoleren en elk meer in zijne eigene woning als op te sluiten. Daarom is er in het leven der menschen op Java eene eentoonigheid, welke met de voortdurende rust in de natuur overeenstemt."[1]

Wat werkt krachtiger in de natuur dan afwisseling, die geheel in de orde der dingen schijnt ingeweven, in de wisseling van dag en nacht, van koude en warmte, van droogte en vochtigheid, van storm en stilte, van uitzetting en inkrimping, ja in iedere klopping van ons hart, dat zich zamentrekt en uitzet, in iederen polsslag, in iedere uit- en inademing onzer longen ten duidelijkste kenbaar is.

In heete luchtstreken is de warmte òf verzengend, waar zij aan droogte gepaard gaat, òf ongezond, als warmte en vochtigheid te zamen gaan. Getuige de sterfte aldaar, die verreweg overschrijdt wat wij in het gematigd Europa daarvan kennen; getuige de begeerte van zoo velen in die anders zoo heerlijke gewesten, om de gestadige

  1. Overgenomen uit den Recensent 1847, Mengelwerk, bl. 438.