Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/199

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 187 —

stroombeweging kenmerken. Even als bij onophoudelijk vloeijend water, zegt hij, hangt de snelheid der verschuiving van drie omstandigheden af: 1° van de helling van het gletscherbed, 2° van de doorsnede der ijsmassa, en 3° van de hinderpalen des bodems en der zijwanden; zij neemt toe, wanneer de beide eerste grootheden vermeerderen, en vermindert, wanneer de laatste grooter wordt.

In de aangewezene langzame, altijddurende beweging ligt niet alleen de oorzaak der ontdooijing, der vervorming van het ijs, der rangschikking van het bergpuin, der scheuring en verbrokkeling; maar zij is ook de eenige, waardoor de gletscher het middel kan blijven uitmaken, dat de natuur gebruikt, om de in vasten toestand nedergeslagen dampen uit de hoogere gewesten, met behulp der warmte, in de lagere oorden tot ontdooijing te brengen. De gletscher is het voertuig daartoe. En wat nu de oorzaak dier beweging betreft, hierin wijken de theoriën, zooals gezegd is, sterk van elkander af. Saussure neemt de zwaarte als zoodanig aan. Alle gletschers, zegt hij, liggen op een hellenden bodem; allen hebben, zelfs midden in den winter, eenen waterstroom onder zich, die tusschen het ijs en den grond, die het draagt, afvloeit. Men begrijpt alzoo, dat de ijsmassa's, onder zulke omstandigheden, van tijd tot tijd van den hellenden bodem moeten afschuiven. Deze redenering verklaart intusschen op verre na alle verschijnselen niet, en daarom is zij ook reeds door agassiz en anderen aangevallen. De voornaamste tegenwerpingen berusten op de omstandigheid, dat er geen het minste verband is tusschen de snelheid der afglijding en de helling van het dal, en dat de beweging ook geene versnellende is, zooals zij het volgens die onderstelling zijn moest. Niettegenstaande deze en nog andere geopperde bezwaren, beginnen de tegenwoordige natuurkundigen aan de theorie van saussure meer en meer gewigt te hechten, vooral sedert hopkins proeven in het werk stelde met ijsblokken op vlakken, die onder verschillende hoeken, tot zelfs onder eenen van 40 minuten helden, en daarop nog afschuiving waarnam. Het kan ook de bedoeling van saussure niet geweest zijn, om, bij het vaststellen eener afglijding, alle vormverandering en betrekkelijke beweging der deelen onderling uit te sluiten; daar