Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/207

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 195 —

is door eene zeepoplossing, hoogstens met behulp van eenig wrijven en kneden met de handen, van het daaraan en daarin hechtend vuil bevrijd? En het antwoord hierop kan niet twijfelachtig zijn; het moet volmaakt ontkennend luiden! Neen, in de meeste gevallen is er geen sprake van wasschen in den bovenbedoelden zin; het "goed" wordt gestoten, geperst, gestampt, gekneed, gemalen, kortom aan allerlei beproevingen op de sterkte onderworpen, zoodat het dikwijls van éénmaal wasschen veel meer slijt dan van acht dagen en langer gebruik.

Gold deze waarheid alleen de kleedingstukken der meer gegoeden, dan nog ware zij te bejammeren; want ook van en voor den rijksten is eene vernietiging van waarde schade voor hem en voor het algemeen. Maar dubbel betreurenswaard is het, als de kleedingstukken van armen en geringen ook op zulk eene wijze mishandeld worden. En wil men weten hoe het veelal daarmede gaat, er bestaat eene gemakkelijke gelegenheid daartoe in eene der grootste steden van ons vaderland, in Rotterdam, waar de mindere klasse de gewoonte heeft om het wasschen niet in, maar voor de woningen, op straat dus, op de stoep te verrigten, en zeker nog op vele andere plaatsen. Gaat men daar des dingsdags, welke daar de algemeene waschdag schijnt te zijn, door de achterbuurten, dan staat men verstomd over de vlijt en de inspanning, waarmede zelfs de armoedigste er zich op toelegt om de kleedingstukken, die zij heet te wasschen, zoo veel mogelijk te vernielen. Elke vrouw is daar gewapend met een kort afgesleten zoogenaamd heiboendertje; zij legt het stuk linnengoed tegen den rand van hare waschkuip of op een daarover gelegd plankje en boent er op los met eene kracht, als of ze nijdig was, dat het zoo lang heel was gebleven. Toen ik dit voor het eerst zag, gevoelde ik grooten lust om eens aan eene dier ijverige linnen- en katoenvernielsters te vragen, hoe veel dozijn van elk stuk zij nog wel in hare linnenkast had; maar de vrees om eene of andere min aangename demonstratie uit te lokken, hield mij terug. Had ik een antwoord naar waarheid op zulk eene vraag kunnen bekomen, dan zou daarin zeker van geene dozijnen, bij vele misschien niet eens van stukken sprake geweest zijn.

Ik zou hier nog veel kunnen bijvoegen. Zoodoende zou ik