Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/225

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 213 —

vormd en verplaatst; immers naast de uitgedoofde golving vonden wij eene versterkte, en evenveel als daar verdween werd hier weder aan de werking toegevoegd.

 

 

Wij willen nu zien, welke verschijnselen van het geluid uit dit beginsel kunnen worden verklaard. Het bestaan van geluid berust op trillingen van de kleinste deeltjes der ligchamen; ook de deeltjes der lucht, die als eene andere zee onze aarde bedekt, kunnen in zulk eene trilling geraken en nemen die zeer gemakkelijk van andere ligchamen over. Men denke zich eens een oor midden in de massa van trillende waterdeeltjes, welke wij boven beschouwden, dan zal de trilling ook in dat oor zelf doordringen, en men heeft een ruw beeld van het wezen van de voortplanting en waarneming van geluid, wanneer men zich slechts in de plaats van water gewone lucht voorstelt. Een voornaam onderscheid tusschen de trillingen der waterdeeltjes, waarbij ons die kringen bepaalden, en tusschen de geluids-trillingen der lucht, is gelegen in de veel grootere snelheid dezer laatste. Een luchtdeeltje moet minstens 16 maal naar het schijnt in ééne seconde heen en weder gaan, wanneer wij geluid zullen vernemen.

Wordt eene veerkrachtige staaf of eene gespannen snaar aangeslagen, dan geraken hare kleinste stofdeeltjes, die in rust waren, onder de werking der veerkracht of der van buiten aangebragte spanning in eene snelle trilling. De schok, dien zij op het oogenblik van den slag ondergingen, dreef hen met geweld van hunne plaats; maar weldra worden zij door de omgelegen deelen teruggedreven, en zoo hebben zij al spoedig den eersten heen- en wedergang volbragt. Zij stuiven, na terugkeer en onderlinge botsing, op nieuw uit elkander, en juist hierdoor wordt hunne trilling gedurende eenige oogenblikken onderhouden. De geheele snaar of staaf is, ten gevolge van de voortplanting der trilling, die van punt tot punt wordt medegedeeld, tot aan hare uiterste einden weldra blijvend in trilling, en alle deeltjes maken gelijktijdig en te zamen eene slingerende beweging, welker orde en regelmaat de oorzaak wordt van