Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/241

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 229 —

Maar in de dorpen rondom Londen, waar mossen en plantenwol schaars gevonden worden, bezit het nest van den vink niet dat fraai afgewerkte voorkomen, en is niet zoo net bekleed met mos, als in de meer landelijke distrikten; het winterkoningje is daar genoodzaakt zijne woning te bouwen van stroo en dor gras, welke er niet die rondheid en vastheid aan geven, die anders zoo merkwaardig zijn in de gewrochten van dien kleinen bouwmeester. Het regelmatige nest van de boerenzwaluw is half bolvormig; maar waar een balk, een post of eene lijst toevallig in den weg staat, wordt het nest zoo ingerigt, dat het zich naar den hinderpaal voegt, en wordt plat, of ovaal, of zaamgedrukt.

In de volgende voorbeelden blijft het instinkt volkomen eenvormig en aan zich zelf gelijk. Er zijn drie dieren, die voor een deel van hazelnoten leven: de eekhoorn, de veldmuis, en de blaauwspecht,—en toch opent elk die noten op eene verschillende wijze. De eekhoorn, na het kleine uiteinde afgeknaagd te hebben, splijt de schil in tweeën met zijne lange snijtanden, even als een mensch dit doet met zijn mes. De tweede bijt er met zijne tanden een gaatje in, zoo regelmatig, alsof het er met een drilboor in gedrild was, en toch zoo klein, dat men zich er over verwonderen moet, hoe de kern daardoor kan uitgehaald zijn. De blaauwspecht eindelijk pikt een onregelmatig en ongelijk gat in de noot; maar daar deze vogel de noot niet met zijne pooten kan vasthouden, terwijl hij haar doorboort, zoo zet hij haar vast in een gat of in eene spleet van een boom, terwijl hij, boven haar staande, de weerbarstige schil doorpikt. Wij hebben dikwijls noten geplaatst in eene opening van eene deurpost, waar men wist dat blaauwspechten huisden, en altijd bevonden wij dat die vogels ze gereedelijk openden. Terwijl zij aan 't werk zijn, maken zij een tikkend geluid, dat op een aanmerkelijken afstand kan worden gehoord.

Gij, die de theorie en de praktijk der muziek beiden verstaat, zult ons het best kunnen leeren, hoe het komt, dat harmonie of melodie sommige menschen op eene zoo vreemde wijze, als 't ware bij herinnering, aandoet, nog dagen lang, nadat de muziek gehoord is. Wat ik bedoel, zal de volgende plaats het gemakkelijkst verklaren: