Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/242

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 230 —

"Voorts verkoos hij (peiresc), boven de menschelijke stem, en boven de muziek van instrumenten, de muziek der vogelen; niet, omdat hij door de andere ook niet vermaakt werd, maar omdat de door menschen voortgebragte muziek in zijne ziel eene zekere aanhoudende, de aandacht en den slaap storende onrust achterliet, veroorzaakt, doordien de verschillende veranderingen van toon en zamenstemming in de phantasie heen en wederkeeren;—terwijl niets dergelijks kan achterblijven uit het maatgeluid der vogelen, hetwelk, omdat het niet in die mate door ons nagevolgd kan worden, ook onzen inwendigen zin niet zóó kan in beweging zetten;" (gassendi, in het leven van peiresc.)

Deze merkwaardige aanhaling treft mij bijzonder, omdat zij mijn eigen geval zoo wel voorstelt, en beschrijft, wat ik zoo dikwijls heb gevoeld, maar nooit zoo goed kon uitdrukken. Wanneer ik schoone muziek hoor, ben ik nacht en dag, maar bepaaldelijk bij het eerste ontwaken, bezig met passages daaruit, die om hare ontijdigheid mij meer last dan genoegen veroorzaken: fraaije melodiën plagen mijne verbeelding, en komen van tijd tot tijd onwederstaanbaar in mijne herinnering terug, zelfs wanneer ik begeerte heb om aan meer ernstige onderwerpen te denken.

 

 

Het is geenszins mijn voornemen, om te treden in eene beoordeeling der verdiensten van het boek, dat gilbert white geschreven heeft,—om te onderzoeken, of de door hem gekozen briefvorm en de met dezen in verband staande vrijheid en onstelselmatigheid zijner behandeling de geschiktste en de doelmatigste zijn,—en wat dies meer zij. Want ik wilde niet zoo zeer spreken over dat boek, op zichzelf genomen, als wel naar aanleiding van deszelfs inhoud een denkbeeld geven van het werken en streven van white. Het is niet white als schrijver, maar white als beoefenaar der Natuurlijke historie, en wel der Natuurlijke historie van zijne woonplaats, met wien ik mijne lezers bekend wenschte te maken.

Als zoodanig verdient hij die kennismaking ten volle, en is, waar het hier op aankomt, zijn voorbeeld ten hoogste geschikt, om