— 271 —
lijke beschouwing minachten, want velen hechten tegenwoordig, eene eenzijdige stoffelijke rigting volgende, slechts waarde aan het praktische en vergeten de zuivere aanschouwing, niet overtuigd, dat die aanschouwing de edelste zijde des levens uitmaakt en ons in ons gevoel voor godsdienst en voor schoonheid slechts alleen vrede kan geven te midden eener onrustvolle wereld.
Maar wat is er aan een dorren boom anders te zien, dan eene verwarde massa van ineengewoelde en door elkander geworpene takken en twijgen, zonder eenige orde of regelmaat? Zij, die deze vraag doen, die in den boom, bij alle schijnbare wanorde, geene hoogere eenheid, geene eigene individualiteit ontdekken, zij zijn nog minder gevorderd dan de oude Grieken; want deze, door een onverklaarbaar, een heilig instinkt gedreven, erkenden die individualiteit. Gaven zij niet aan elken boom een eigen leven, eene eigene persoonlijkheid in de Dryas, de heilige boomnimf? Was het bij hen niet eene doodzonde, wanneer de roekelooze in den boom ook tevens de boomnimf kwetste of beleedigde? En zou met het bijgeloof der ouden ook die individualiteit des booms geheel vergeten geraakt zijn? O neen! veel meer dan die oude Grieken zijn wij in staat haar te erkennen en te bewonderen, wanneer wij haar op het voetspoor der wetenschap door zuivere aanschouwing trachten te ontdekken.
Wanneer wij de doorsnede van den stam eens booms beschouwen, kunnen wij uit het aantal der jaarkringen berekenen, hoe veel jaren die boom reeds aanwezig is, want ieder jaar geeft eene nieuwe periode in zijnen wasdom en even zoo kunnen wij aan zijne takken de plaatsen herkennen, waar eene vroegere periode geëindigd en met eene nieuwe lente een nieuw tijdperk voor den groei begonnen is. Ziedaar reeds twee feiten, die de individualiteit des booms aan het licht brengen en ons toeroepen, dat de boom eerst door lengte van tijd zijne tegenwoordige gestalte verkregen heeft, en dat de natuur in hem een vorm heeft verwezenlijkt, een ideaal, dat eens onzigtbaar in haar sluimerde, maar dat door vele jaren heen zich in den boom heeft verwezenlijkt en volmaakt. Wanneer wij ons derhalve rekenschap willen geven van den magtigen indruk, dien het aanschou-