Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/285

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 273 —

hoofdstam gescheiden, onder gunstige omstandigheden wortel vatten en zelfstandig blijven voortgroeijen. Zij deelen de eigenschappen van den oorspronkelijken boom en zijn zoovele kinderen in het vaderlijke huis, die allen het karakter des vaders behouden, en in welke zich dat karakter voortdurend verjongt.

Zoo vertoont ons de woudboom, in de rijkste verscheidenheid zijner gestalte, eene verhevene eenheid, eene harmonie, die alle deelen tot een schoon geheel verbindt.

Het is dus natuurlijk, dat, waar de mensch storend in het leven der boomen tusschen beide treedt, ook veel van het karakter en de oorspronkelijke harmonie der gestalte verloren gaat. Daarom reken ik de zoo talrijke, zoo eentoonige en het oog zoo vervelende elzen- en esschenwouden, die onder den naam van "hakhout" bekend zijn, niet tot de bosschen van Holland. Ik wensch mij thans liever hooger te verheffen en de natuur in hare volkomenheid en reinheid gade te slaan, de onderstelling koesterende, dat het Hollandsche Bosch nog wel een enkelen onbeschadigden beuk, een enkelen gaven eik heeft aan te wijzen.

Eiken en beuken! Wie herkent ze niet met een oogopslag, die twee onafscheidelijke en toch zoo verschillende koningen des wouds; wie noemt ze niet steeds gedachteloos in één adem, als waren zij de Alpha en de Omega van al het geboomte? En voorzeker, dat instinkt, hetwelk aan beide geliefde woudboomen den eersten rang toekent, heeft regt; want het zijn de magtigste karakters in het nederige Hollandsche Bosch.

Als eene vergelijking met ons menschen mij hier vergund is, zou ik beiden twee uitnemende, edele karakters noemen, die toch ontzettend van elkander verschillen. Beiden edel; maar de een in dat edele steeds zichzelven gelijk, rustig en bedaard zijn statigen weg vervolgende, en de ander vol gloed, vol losheid, fier, vrij, ja vaak losbandig; de een ernstig, streng en hard, de ander lagchend grillig, vermetel; de een een sterke held, de ander een ontembaar genie; de een standvastig en voleindigd als de welberekende daad, de ander stout en onnavolgbaar als de vrije gedachte. Zoo staan beuk en eik tegenover elkander.