— 283 —
dus concentrisch om den stam, en de laatste deze in een enkel vlak ter wederzijde van den stam, dus symmetrisch ontwikkelt, in ditzelfde opzigt verschilt ook de eik van den boom der liefde en der romantiek, de idyllische Linde. En zoo de beuk met forsche kracht die symmetrische rigting weet te overwinnen en aldus in het vormen eener ronde kroon den eik evenaart, nog volkomener wordt deze zegepraal door de linde behaald. Hoewel hare eerste spruiten in één vlak ter wederzijde van den tak ontstaan, wendt de stam, bij het ouder worden, weldra zijne takken naar alle rigtingen. Sierlijk buigen deze zich in eigenaardige kromming van den vaderlijken stam buitenwaarts en dragen de loodregt omhoog rijzende takken van eene volgende generatie, zoo dat het vaak schijnt, als verheft zich op een enkelen stam een woud van kleine stammen. Geen boom draagt zulk een majestueus koepeldak, zulk een schaduwrijk gewelf als de linde. Veel minder slank dan de beuk, ja dikwijls met een cylindrischen, in kleine twijgen zich oplossenden stam, nadert de linde
Fig. 6. linde meer het zware, gedrongene voorkomen van den eik, en is, daar zij de grillige en stoute krommingen van dezen mist, eenigzins zwaarmoedig van aanzien; maar het is eene edele zwaarmoedigheid, die zichzelve steeds gelijk blijft, en geenszins door onbehagelijke sprongen afwisseling zoekt, gelijk de olm. En mogen stam en takken van de linde door hun vorm en ook door hunne donkere kleur eenigzins somber van aanzien zijn, dit alles wordt vergoed door de groote, vrolijk groene, teedere bladeren, die het harde verzachten door een liefelijk contrast.
Bij de linde is geen plotselinge overgang van den dikken hoofdstam in de dunste twijgen, gelijk dit bij den Italiaanschen populier