— 292 —
bosschen kenmerken: de pijnboomen. Slechts hier en daar in aanplantingen en lusthoven en aan den duinkant worden deze gevonden; maar nimmer in die prachtige ontwikkeling, welke een dennen- of sparrenwoud zoo indrukwekkend maakt. Op de zandgronden van Gelderland en Overijssel zijn zij overvloedig; in de aangeslibde gronden van Holland hebben zij nooit kunnen aarden. Toch gevoelen wij ons bij den aanblik dier trotsche vreemdelingen wonderbaar te moede; zij brengen eene tragische verheffing in de nederige idylle. In hun loof, dat geen invloed van koude en winter kent, zien wij een beeld van de nimmer ophoudende inwendige werkzaamheid der Natuur. De doordringende aromatische geur, dien zij verspreiden, doet ons terugdroomen in de lang begraven eeuwen der voorwereld, in die periode, toen er nog geen mensch was, om die stille, eenzame, altijd groene plantenwereld te bewonderen en—te bezoedelen; en in hem zien wij het zwijgende, raadselachtige, oorspronkelijke leven, dat uit den schoot der aarde opwelt. Zoo vereerden de oude volken in die altijd groene pijnboomen de aarde, hunne groote en goede moeder.
Fig. 13. den. (Pinus). | Fig. 14. spar. (Abies). |
De pijnboomen zijn sterk sprekende karakters, niet alleen door hun rijk en meerjarig loof, maar ook door hunnen eigenaardigen vorm. De Den (Pinus sllvestris) verheft zich in zijne jeugd pyramidaal, in zijnen ouderdom koepelvormig op den steilen loodregten