Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/306

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DIERENGEVECHTEN.

 

 

Het vreemde en groote bezit over 't algemeen voor den mensch eene groote aantrekkelijkheid; daarom kan het ons ook niet verwonderen, wanneer de beschrijvingen, die reizigers geven van de kampstrijden van groote verscheurende dieren in vreemde werelddeelen, die vaak zeer fraai voorgedragen en opgeschikt zijn, veel sensatie verwekken, en, in de bladen opgenomen, dikwijls het gansche volk verbazen. Vooral is dit dan het geval, wanneer zulke gevechten iets ongewoons hebben en, ten aanzien van de krachten der strijders, ongelijk zijn. Zoo heeft mij als knaap reeds de beschrijving van een gevecht tusschen een Boa constrictor en een tijger, dat de Engelschman robert edwijn op Ceylon bijwoonde, in ontzetting gebragt, en velen mijner lezers zal het bij andere verhalen van dien aard wel eveneens gegaan zijn.

De grootte en kracht van die vreemde dieren, hunne gevaarlijkheid, het verkeerde denkbeeld van velen, dat zij in de natuur veel grooter zijn dan de slecht ontwikkelde exemplaren in de menageriën, veroorzaken die met ijzing gepaarde verwondering, en dringen den onkundigen in de natuurwetenschap het vermoeden op, dat alleen in vreemde landen roofdieren gevonden worden, en dat daar alleen zulke buitengewone, ongelijke gevechten voorvallen. Doch elke droppel water toont ons die met behulp van het mikroskoop,—en met eenige opmerkzaamheid vinden wij ze overal, ofschoon dan ook bij ons zeer in miniatuur, daar wij geene groote roofdieren bezitten. Het is de honger, die daar, even als hier, tot gevechten dwingt, die met betrekking tot de wederzijdsche krachten zeer ongelijk zijn. Ik deel hier twee door mij waargenomen gevechten van kleine dieren mede, die in beide gevallen voor beide partijen een doodelijken afloop hadden.