Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/313

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 301 —

aan deze navolging van onze overzeesche naburen schuldig maken, gedwongen werden, voor eenige minuten slechts, met zamengebonden handen en ontbloote ruggen te midden van een zwerm muggen te staan. Zij zouden dan vermoedelijk voor eens en voor goed van hunne anglomanie genezen worden. Zij zouden dan althans tot het besef kunnen komen, dat de staart voor vele dieren iets meer is dan een bundel haren, waarvan het onverschillig is of zij hem missen of bezitten.

Maar behalve dit spoedig in het oog vallend nuttige doel, waartoe de natuur vele dieren van zulk een bewegelijk zweepvormig werktuig voorzien heeft, zijn er velerlei andere, nog gewigtigere diensten, welke de staart vermag te bewijzen.

Bij nadere beschouwing leeren wij hem kennen:

als een werktuig tot voortbeweging bij sommige dieren, die andere middelen daartoe geheel missen of daarvan slechts op gebrekkige wijze voorzien zijn;

als een werktuig tot regeling der beweging, zonder hetwelk onmogelijk aan de bijzondere levensvoorwaarden van vele dieren zoude kunnen voldaan worden;

als een werktuig, dat in sommige gevallen als het ware tot de eigenlijke ledematen behoort, daar het dan eens tot steun, dan weder tot grijpen, somwijlen zelfs tot tasten dient;

als een werktuig eindelijk, dat door zijne menigvuldige bewegingen, meer dan eenig ander gedeelte der ligchaamsoppervlakte, de terugspiegeling geeft van de werking der hartstogten en gemoedsbewegingen der dieren.

Uit deze korte optelling volgt reeds, dat er geen orgaan is, dat tot zoovele verschillende verrigtingen dient als de staart. In den regel toch is aan elk orgaan eene enkele verrigting opgedragen, die het in de geheele dierenreeks, waar dit orgaan voorkomt, te vervullen heeft. Het hart stuwt altijd het bloed voort; het darmkanaal dient steeds voor de spijsvertering; de lever scheidt altijd gal af; de kaken en het gebit worden door alle dieren tot het grijpen en vermalen van hun voedsel gebezigd; het gezigtsvermogen berust alleen in het oog, het gehoor bij uitsluiting in het oor. Maar met

20*