Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/330

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 318 —

staart voor goeden buit aan en pakt hem met zijn scharen, maar het buideldier haalt dan dit zonderling hengelsnoer weder op en verslindt de daaraan hangende krab.

Wij zullen ons niet ophouden bij het onderzoek van de meerdere of mindere geloofwaardigheid dezer feiten. Ik deel ze hier mede gelijk ik ze bij anderen gevonden heb, zonder voor de waarheid daarvan borg te willen staan, doch evenmin meen ik dat wij regt hebben ze bepaald te ontkennen. In de levenswijs der dieren komen toch nog vele andere bijzonderheden voor, die niet minder vreemd en ongewoon schijnen, en waarvan een naauwkeurig onderzoek toch de juistheid met zekerheid heeft doen kennen. Mogt dit hier ook het geval zijn, dan zouden in den staart welligt nog meer geheimen schuilen dan wij er thans nog in vermoeden. Welligt geldt zulks ook van het laatste straks door mij genoemde doel, waartoe de staart door de dieren wordt aangewend, namelijk: als middel om kondschap te geven van hunne hartstogten en gemoedsbewegingen.

De dieren bezitten geen spraak. De geluiden die zij maken, leveren slechts weinig verscheidenheid op, en, al beantwoorden ook zekere bepaalde toonen aan gemoedsbewegingen in het algemeen, en al is het niet te betwijfelen, of dieren van dezelfde soort geven aan elkander daardoor op eene min of meer duidelijke wijze eenige hunner gewaarwordingen en behoeften te kennen, zoo is echter dit middel hoogst gebrekkig, wanneer wij het vergelijken met de aan klanken zoo oneindig rijkere menschelijke taal. Bovendien bezit de mensch nog in zijne handen, in zijn gelaat, dat zoo afwisselend van uitdrukking is, gewigtige hulpmiddelen om de spraak te ondersteunen, gelijk vooral zij weten, die gewoon zijn met doofstommen om te gaan. De dieren daarentegen ontberen, indien wij de bewegingen der lippen en kaken uitzonderen, ook deze ondersteuning geheel of grootendeels. Slechts bij sommige, vooral de grootere anthropomorphische aapsoorten, is het gelaat naakt, en vertoont de weêrkaatsing van inwendige driften en aandoeningen, ten gevolge van de zamentrekking der aangezigtsspieren. Even als de mensch, ontberen zij echter den staart, en dat de verschillende bewegingen van dezen, althans bij sommige dieren, in overeenstemming zijn