— 323 —
rende soorten, met name de inlandsche, een staart bezitten, die een der aanhechtingspunten voor de vlieghuid oplevert.
Het grootste aantal wervels komt voor in den staart van sommige kruipende dieren. In dien des Kameleons bedraagt het 66; de Iguaan heeft er 72, en de Javaansche Monitor niet minder dan 115. Hier tegenover staan de mede tot deze orde behoorende kikvorschachtige dieren, die geen spoor van staart hebben, maar wier wervelkolom eindigt in een lang, dun been, waarin men ter naauwernood meer een wervel herkent, ofschoon het in werkelijkheid als zoodanig moet worden beschouwd.
Om het merkwaardig mechanisme van den staart wel te begrijpen, is het echter niet voldoende alleen de harde beenige deelen te kennen, die daarin voorkomen. Deze maken, om zoo te spreken, slechts de lijdelijke bestanddeelen daarvan uit, dat is, zij brengen zelve geene bewegingen voort, maar worden bewogen. De eigenlijk werkzame kracht, waardoor de staart wordt opgeheven, naar beneden getrokken, en ter zijde gewend, waardoor verders elk afzonderlijk gedeelte van de keten van wervelen in verschillende rigtingen kan worden bewogen, zoodat de staart zich kan krommen en zelfs tot een spiraal oprollen,—deze kracht huisvest in de spieren, waarvoor de beenderen slechts de noodige steun- en aanhechtingspunten leveren. Het is dan ook inzonderheid hunne beschouwing, die den staart doet kennen als een werktuig, dat op de meest voortreffelijke wijze is ingerigt tot volbrenging van die veelsoortige bewegingen. Doch de daarvoor bestemde toestel is zoo zamengesteld, dat ik het niet waag daaromtrent in bijzonderheden te treden, die trouwens ook, zonder eene menigte van afbeeldingen, geheel onverstaanbaar zouden zijn.
Eenige weinige woorden hierover mogen derhalve voldoende zijn. Bij de zoogdieren onderscheidt men acht hoofdspieren, die ter beweging van den staart dienen. Eenige daarvan splitsen zich nog in even zooveel kleinere, als er afzonderlijke staartwervels zijn. Hunne talrijke pezen loopen over en langs elkander heen en zijn wederom omgeven door banden, waardoor zij op de voor hen bestemde plaats gehouden worden, zoodat het geheel een verwonderlijk kun-