— 326 —
stuitbeen, waarin vier, zelden vijf wervels te onderscheiden zijn, komt ook bij den mensch voor (zie Fig. 24).
Fig. 24. Bekken van den mensch, van achteren gezien, met het stuitbeen i.
Bij de menschelijke vrucht, in een zeer jeugdig tijdperk, wanneer dit deel betrekkelijk langer is, valt de overeenkomst met het maaksel van den staart nog duidelijker in het oog.
Indien het dus slechts om den naam te doen is, dan hebben alle menschen een deel, dat, in ontleedkundigen zin, staart moet heeten.
Maar er zijn er zelfs die beweren, dat er menschen zijn met volkomen staarten dat is met de zoodanige, die zich als een uitwendig zigtbaar aanhangsel zouden vertoonen. Ja zelfs zijn er geruchten verbreid omtrent een volksstam, in de binnenlanden van Afrika wonende, en welke bestaan zoude uit menschen, die allen van zulk een waren staart voorzien zijn. Ik zoude ter naauwernood dit gerucht hier durven vermelden, ware het niet, dat voor niet zeer langen tijd (zie Comptes rendus T. XXIX séance du 20 Août. 1849) de Fransche Academie er zich in goeden ernst mede had bezig gehouden, en zelfs, op grond daarvan, in eene instructie voor eenen reiziger, die voorgenomen had, zoo mogelijk, dit gewest te bezoeken, als een der op te lossen vraagstukken, dat: "of er gestaarte menschen aldaar wonen," uitdrukkelijk vermeld had.
Die reiziger was de Heer du couret, die reeds vroeger verschillende gedeelten van Afrika had bezocht, en, om dit te veiliger te kunnen doen, Muselman geworden was en den naam van hadji-abd-el-hamid-bey had aangenomen. Een verslag van zijne reis heeft hij gegeven in een werkje, getiteld: Voyage au pays des Niams-Niams ou hommes à queue, Paris 1854, dat echter in zooverre kwalijk aan dien titel voldoet, dewijl daaruit blijkt, dat de schrijver nimmer het land der gestaarte menschen bereikt heeft.
Van verschillende zijden had hij echter op die reis berigten ingewonnen, dat er ergens in Midden-Afrika zulk een volksstam zoude zijn, die door sommigen met den naam van Ghilanes, door anderen