Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/358

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 346 —

konden zijn geweest, en eene meer naauwkeurige bepaling van de loopbanen der voornoemde kometen hare overeenstemming nog veel duidelijker dan te voren had doen blijken. De naauwkeurige waarnemingen door flamsteed omtrent de komeet van het jaar 1682 volbragt, bewezen bovendien, naar eene theorie door halley zelven ontworpen, dat hare loopbaan merkbaar van de parabolische gedaante afweek en eene ellips moest wezen, die met eenen omloopstijd van 75 of 76 jaren overeenkwam. Halley aarzelde toen volstrekt niet meer, op stelligen toon, de verschijning eener komeet tegen het jaar 1758 of 1759 aan te kondigen, en deze komeet, die aan halley haren naam ontleende, heeft, gelijk wij weten, aan zijne voorspelling volkomen beantwoord.

Het gelukkig gevolg, met hetwelk de veelomvattende arbeid van halley was bekroond, kon niet nalaten anderen op te wekken, om zooveel mogelijk oude waarnemingen omtrent kometen op te sporen, en daaruit de loopbanen dier ligchamen te berekenen. Drie sterrekundigen van het midden der vorige eeuw hebben zich, in dit opzigt, boven anderen verdienstelijk gemaakt, namelijk de Engelschman dunthorne, de Franschman pingré en onze landgenoot nicolaas struyk, en door hunne vereenigde pogingen zijn wij met de loopbanen van talrijke kometen van vroegeren tijd bekend geworden, die halley in zijne berekeningen niet had opgenomen. Onze landgenoot nicolaas struyck ging allen voor, en gaf, in het jaar 1740, zijne Korte beschrijving van alle comeeten of staartsterren uit de geschiedenissen in het licht, de vermelding bevattende van een groot aantal werken, in welke van kometen gewag wordt gemaakt, wier meerendeel niet onder de aandacht van halley was gevallen. Struyck was echter een weinig voorbarig in zijne gevolgtrekkingen, en niet zelden meende hij, in twee of meer kometen, herhaalde verschijningen van hetzelfde ligchaam te zien, al was het hem niet mogelijk dit gevoelen door eenige berekening te staven. Zoo haalt hij een aantal werken aan, in welke eenige berigten voorkomen omtrent eene komeet, die in het jaar 1264 verscheen, en, zonder dat eenige berekening hem daartoe aanleiding gaf, openbaarde hij het vermoeden, dat zij dezelfde komeet zoude