Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/387

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 375 —

gaat zonder afgescheiden hals in den romp over. De meeste soorten van walvisschen en dolfijnen hebben eene vin op den rug, die echter, even min als de staartvin, inwendig door beenderen gesteund wordt. De borstvinnen alleen bevatten inwendig beenderen; zij worden gevormd door vijf of bij sommige door slechts vier vingers, welke uit kootjes bestaan, die bij vele soorten alleen in hun midden verbeenen, maar aan de uiteinden kraakbeenig blijven; twee van deze vingers zijn zeer verlengd, en hebben een grooter aantal geledingen, dan bij de overige zoogdieren voorkomt, waar, gelijk bekend is, drie vingerkootjes worden aangetroffen. Deze lange hand wordt door korte voorarmbeenderen en een eveneens zeer kort armbeen gedragen.

 
Fig. 1. Beenderen van de borstvin van den gewonen Dolfijn

Fig. 1. Beenderen van de borstvin van den
gewonen Dolfijn (Delphinus Delphis)

 

Wij moeten nog op de bijzonderheid van de hooge dierlijke warmte der walvischachtige dieren terug komen. Daarbij doen zich twee hoofdpunten voor, op welke wij moeten opmerkzaam maken. Vooreerst komt de groote rijkdom aan bloed in aanmerking. De warmte van het dierlijk ligchaam hangt af van de warmte van het bloed; elk deel is warm naarmate het bloed ontvangt, want niet alle deelen van een dier hebben dezelfde dierlijke warmte; en in de minder bloedrijke deelen is de dierlijke warmte grootendeels ontleend aan die, welke de omliggende, met meer bloed doortrokken deelen hun mededeelen. Nu is wel eene juiste schatting van de hoeveelheid bloed bij de dieren aan groote moeijelijkheden onderhevig, en het kan ons niet verwonderen, dat wij daarvan geene naauwkeurige opgaven bezitten bij de walvischachtige dieren, daar zelfs de schatting der gemiddelde bloedmassa in het menschelijk ligchaam bij de schrijvers over de physiologie zeer uiteenloopt. Maar daarin komen toch alle schrijvers, die walvischachtige dieren, in verschen toestand of onmiddellijk na den dood, onderzochten, met elkander overeen, dat deze