Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/404

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE SAFFRAAN.

 

 

De Saffraan heet bij de Arabieren in het Heilige Land en omstreken Zaffaran.[1] Het zijn de roodachtig-oranjekleurige stijltjes en stempeltjes uit het hart der bloem eener in het najaar bloeijende soort van Crocus, Crocus sativus of Crocus autumnalis. Zij wordt in Oostenrijk en elders in het Zuiden van Europa aangekweekt door hare bolletjes, die geplant worden in het begin of midden van Augustus, wanneer zij op het laatst van September bloeit. Na de inzameling der Saffraan zelve, hetwelk door vrouwen en kinderen met de hand uit de geheel geopende bloem gedaan wordt, begint de plant te verwelken en wordt naderhand, als ze geheel droog is, even als andere bolplanten, opgenomen en droog bewaard, om de bollen een volgend jaar in Augustus weder in den grond te leggen.

In sommige streken van Duitschland geeft men verkeerdelijk den naam van Saffraan aan de Saffloer (Carthamus tinctorius), waarvan de bloemen eene kleur geven, die wel iets op de Saffraan gelijkt; maar de Saffloer is eene geheel andere plant, behoorende onder de Zamengestelden, even als onze Asters, Distels, Dahlias enz., en is eene zaaiplant, waarvan echter de zaden in koude, vochtige zomers bij ons dikwijls niet goed tot rijpheid komen.

 
 

 
  1. Onze gewone Tulp heet Tulipan bij de Arabieren.