Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/43

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 31 —

gaat dat, zoo als wel beweerd is[1], het geloof aan God, aan onsterfelijkheid, en aan zedelijke verantwoordelijkheid door die theorie zoude loopen, zoo moet ik erkennen, dit nog niet te kunnen inzien, en van oordeel te zijn, dat het alleen bestaat in de verbeelding van hen, die den vorm, waarin hun geloof gegoten is, voor het geloof zelf aanzien.

 

 

Kon men evenwel regtstreeks bewijzen, dat de verschillende menschenstammen, die de onderscheidene gewesten der aarde bewonen, altijd dáár gewoond hebben, en dat zij zich altijd door dezelfde ligchamelijke eigenschappen hebben onderscheiden, dan zoude het pleit onherroepelijk ten voordeele der tegenstanders van de meergenoemde eenheid beslist schijnen te zijn, en verdere tegenspraak zoude onzinnigheid wezen. Zoo als wij gezien hebben, tracht men dan ook voor die stellingen bewijzen te leveren. Maar levert men ze in waarheid? In geenen deele! Het eenige wat men uit oude berigten, uit de gedenkteekenen der Egyptenaren en Assyriërs, uit de nagelatene sporen der vroegere bewoners van Amerika enz. bewijzen kan, is, dat de eene of andere menschenstam duizend, andere stammen tweeduizend, enkele vierduizend jaren voor onze jaartelling reeds in diezelfde streken der aarde leefden, waar men nog heden hunne afstammelingen aantreft. Men bewijst daarbij, dat toen die stammen dezelfde kenmerken bezaten, die hen heden ten dage onderscheiden,—hetgeen trouwens, indien zij al dien tijd waarlijk in dezelfde streken gewoond hebben, ook zeer natuurlijk is, en tot de zaak in geschil eigenlijk niets afdoet. Maar dat die stammen zeer langen tijd in hun tegenwoordig vaderland aanwezig waren, zegt nog volstrekt niet, dat zij altijd dáár leefden, en altijd die eigenaardige kenmerken vertoonden. Hoe meer men in den laatsten tijd doorgedrongen is in de alleroudste geschiedenis des menschdoms, des te meer is men tot de overtuiging


  1. Zie hugh miller, Het Scheppingswonder, beschouwd in de geschiedenis van het geschapene. Uit het Engelsch (Footprints of the Creator) door Dr. d. lubach. Haarlem, a.c. kruseman, 1851.