in aard-spinnen; en de laatste weder in die, welke holen, die welke buizen, en die welke slechts cellen bewonen. Bij de Rangschikking wordt op deze onderscheiding bijzonder gelet. Wanneer deze wijders geschiedt door nasporing van de eigenlijke bewerktuiging der spin, mag vooral niet te veel worden afgegaan op de kleur en de teekening der huid. De kenmerken, daaraan ontleend, zijn zeer bedriegelijk en aan vele afwisselingen onderhevig, onder den invloed van den leeftijd dezer dieren, hun vervellingsproces, het klimaat of jaargetijde, enz. Bij het niet opmerken hiervan zijn vele tijdelijke variëteiten door sommige aranëologen als zoo vele soorten beschreven. Nog veel bedriegelijker is het, wanneer men den algemeenen "spin-habitus" als doorgaand kenteeken voor de geslachten van deze orde wilde aannemen. Door deze oppervlakkigheid worden, vooral in het dagelijksch leven, vele dieren tot de spinnen gebragt, welke daartoe in het geheel niet behooren. Het is niet overbodig de opmerkzaamheid hierop te vestigen, dewijl er inderdaad verscheidene dwalingen van dezen aard, omtrent "valsche of "bastaardspinnen" worden begaan. Velen onder deze behooren wel is waar in de groote klasse der Arachnoïden te huis, maar in gevolge het getal harer pooten, oogen, de inrigting harer luchtwegen, monddeelen, als anderzins, niet in de orde der Aranëiden of der ware spinnen. Behalve meer dan een geslacht der zoogenaamde Schorpioenspinnen, wil ik in de eerste plaats herinneren aan sommige zeer schoone karmozijnroode landmijtsoorten (Acarus holosericeus), die onder den verkeerden naam van "aardspinnetjes" veel bekend zijn. Nog sterker is zulks het geval met eene veel voorkomende diersoort, uit het verwante geslacht Phalangium (P. opilio), de bekende "hooi-wagen", die insgelijks slechts tot de "basterdspinnen" behoort. Evenzeer is het zoölogisch niet geheel juist, wanneer men van "zeespinnen" als Araneïden hoort gewagen. Deze nemen in het dierkundig stelsel eene andere plaats in, te weten in het geslacht Pycnogonum, uit de afdeeling der Polygonopoden. De kleine, ronde, roode diertjes, die wel eens als "waterspinnen" te boek staan, zijn weder geene eigenlijke spinnen, maar zoetwatermijten, uit het geslacht Hydrachna en anderen. Er is zelfs eene
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/438
Uiterlijk