jaar 1264, veel meer dan deze, eene herziening behoefde. Men kon echter zelfs niet de oorspronkelijke waarnemingen van fabricius terugvinden, van welke halley zich had bediend, en, welke pogingen de verdienstelijke hind daartoe aanwendde, het gelukte hem niet het oordeel over de overeenstemming der kometen van de jaren 1264 en 1556 op vaster grondslagen te vestigen, dan die welke reeds voor eene eeuw door halley en pingré waren gelegd geworden.
Voor eenige maanden was de sterrekundige littrow te Weenen zoo gelukkig, niet slechts de oorspronkelijke waarnemingen van fabricius omtrent de komeet van het jaar 1556 terug te vinden, maar ook eene lange, volstrekt onbekende, reeks van waarnemingen te ontdekken, die door zekeren heller, omtrent diezelfde komeet waren volbragt geworden. Littrow heeft spoedig de door hem ontdekte waarnemingen uitgegeven en alle sterrekundigen, die daartoe roeping mogten gevoelen, in de gelegenheid gesteld, om die waarnemingen voor eene meer juiste bepaling van de loopbaan der komeet des jaars 1556 te bearbeiden, maar die roeping werd gedurende een' langen tijd door niemand geopenbaard. Reeds in het jaar 1843 maakte edouard biot eenige opgaven bekend, omtrent de komeet van het jaar 1264, aan Chinesche jaarboeken ontleend, die, hoe ruw zij wezen mogten, toch hoogstbelangrijk waren, in vergelijking van de nog veel ruwere opgaven, met welke pingré zich had moeten behelpen, maar niemand scheen het noodig te oordeelen de vroeger bepaalde loopbaan der komeet van het jaar 1264, naar de opgaven van biot te verbeteren. De eer der wetenschap scheen mij eene doelmatige bearbeiding van de nieuw ontdekte bescheiden te vorderen, en daarom wenschte ik dat die aan het observatorium te Leiden volbragt zoude worden, maar ik heb niet, gelijk ergens gezegd wordt, voorspeld dat zij omtrent de overeenstemming der kometen van de jaren 1264 en 1556 eene beslissende uitkomst zoude opleveren. Ik heb die beslissende uitkomst alleen omtrent de loopbaan der komeet van het jaar 1556 verwacht, en voorspeld dat deze zich met eene allezins toereikende juistheid uit de waarnemingen van heller zoude laten afleiden. Uitdrukkelijk heb ik verklaard, dat de herziening van de loopbaan der komeet van het jaar 1264 niet veel beloofde,