Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/457

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
35
WIER VERSCHIJNING MEN THANS VERWACHT.

digen hebben zich over eene naderende komeet op eene wijze uitgelaten, waaruit blijkt dat zij in mijne vrees niet deelen, en dit blijkt vooral uit een zeer lang artikel, onder het opschrift: Astronomie et Météorologie, dat de fransche geleerde babinet in het Journal des Débats van den 30sten October 1856 heeft doen plaatsen. Dit, als sterrekundig voortbrengsel vrij onbeduidend artikel, is grootendeels gewijd aan de komeet, wier verschijning men thans verwacht. Babinet brengt, in navolging van hind, onzen landgenoot, den heer l. bomme, eene welverdiende hulde toe, en terwijl hij ook andere sterrekundigen navolgt in de verklaring, dat aan de overeenstemming der kometen van de jaren 1264 en 1556, en mitsdien aan de naderende verschijning van eene groote komeet, die zich reeds in vroegere eeuwen openbaarde, niet meer getwijfeld kan worden, geeft hij ons tevens het merkwaardig berigt, dat die komeet thans, aan de sterrewacht te Parijs, onder de leiding van den wereldberoemden leverrier, door de sterrekundigen chacornac, goldschmidt en dien, ijverig wordt opgespoord.

Halley had de loopbaan der komeet van het jaar 1556, door hem bepaald, voor vrij naauwkeurig gehouden, en pingré aan de loopbaan, die hij voor de komeet van het jaar 1264 had gevonden, een' vrij hoogen graad van naauwkeurigheid toegekend. Gedurende eene eeuw heeft men, zonder een nieuw onderzoek in het werk te stellen, de verklaringen van beide beroemde mannen aangenomen, en liet het zich aanzien dat de loopbanen der genoemde kometen zich niet veel naauwkeuriger zouden laten bepalen, dan dat reeds door pingré en halley was geschied, tenzij men nog onbekende waarnemingen mogt ontdekken; men zoude vermoedelijk in geene van beider meeningen hebben berust, indien men den graad van naauwkeurigheid had onderzocht, die de bekende waarnemingen bij de bepaling van de loopbanen onzer kometen gedoogden. Toen men ten laatste in de vermeende overeenstemming tusschen de loopbanen onzer kometen meer licht begeerde te zien, heeft men dit vooral in eene meer naauwkeurige bepaling van de loopbaan der komeet van het jaar 1556 gezocht, zonder te bedenken dat, in weerwil van de verklaring van pingré, de loopbaan der komeet van het

3*