Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/471

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
49
OVER DE DOODE ZEE.

de geschikte personen niet, om de zonderlinge verschijnselen, die zich hier opdeden, naauwkeurig na te sporen.

Het was aan latere tijden voorbehouden om ook aangaande deze merkwaardige plek naauwkeurige onderzoekingen te doen en het natuurwonder der Doode zee niet slechts in algemeene omtrekken, maar in zijne kleinste bijzonderheden aan de wereld bekend te maken. Vele wetenschappelijk gevormde mannen hebben deze streken bezocht en in hunne reisberigten naauwkeurig verslag van hunne waarnemingen gegeven. Onder de reizigers van lateren tijd, die in het bijzonder hunne aandacht op deze streek gevestigd hebben, verdienen vooral genoemd te worden, seetzen (1805—1807), irby en mangles (1817—1819), schubert (1836—1837), robinson (1838) en russegger (1838).

Hadden deze reizigers alleen te land de oevers en omstreken der Doode zee bezocht, het heeft in den jongsten tijd niet ontbroken aan pogingen om de zee zelve te bevaren. Alhoewel de Aziatische aardrijkskundige edrisi omstreeks 1150 n. C. g. berigt, dat in zijnen tijd nu en dan schepen de Doode zee opvoeren om van Jericho koorn en levensmiddelen te halen, zoo vinden wij naderhand nergens vermeld, dat dit water bevaren werd. In den laatsten tijd echter zijn verscheidene scheepstogten met een wetenschappelijk doel op dit water ondernomen. De eerste togt, door den Ierlander costigan in 1835 en de tweede door moore en beek in 1837 ondernomen, hadden weinige vruchten. Van eene derde expeditie, op last van de Engelsche admiraliteit in 1841 door symond ondernomen, is zeer weinig bekend geworden. Een vierde togt werd insgelijks op last van het Engelsche gouvernement in 1847 door molinnux ondernomen; doch zijn vroegtijdige dood verhinderde hem de resultaten van zijn wetenschappelijk onderzoek publiek te maken. Van veel meer belang was eene vijfde expeditie, in het jaar 1848 door het gouvernement van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika ondernomen, en onder het opperbevel van den bekwamen zee-officier, w.f. lynch, gesteld. Het doel der onderneming was den geheelen loop des Jordaans van zijnen oorsprong af na te gaan en wel inzonderheid de gesteldheid van de Doode zee en hare oeverlanden