als men dit ziet bij sommige schaalgewigten,—waartusschen aarde, zand of kleine steentjes, voor de stevigheid, zijn ingemetseld. Aan de randen is het deurtje schuins bijgewerkt, zoodanig, dat het juist past in de opening of monding van het nest, dat dáár ter plaatse evenzeer in eene schuinsche rigting verloopt. Aan de ééne zijde nu is het deksel vastgehecht, met meer of minder veerkrachtige spin-draden, bij wijze van een scharnier, zoodat het zich, geopend zijnde, van zelf toesluit. (Het geheel wordt wel eens vergeleken met het slot van eene oester-schelp). Aan de binnenvlakte eindelijk dezer zoo kunstige valdeur, bevinden zich, volgens eenige waarnemers, gaatjes of zelfs ringetjes, doch volgens westwood, slechts kleine verhevenheden, welke de spin dienstig zijn, om, in haar nest zijnde, hare woning gesloten te kunnen houden. Daartoe slaat het diertje de haken zijner voorpooten en kaken in deze verhevenheden, terwijl het zich met de vier achterpooten aan den binnenwand van het nest zelf vastklemt. Op die wijze geplaatst, zoude er eene betrekkelijk aanzienlijke krachtsuitoefening noodig zijn, om het deksel te openen.
Uit al deze waarnemingen blijkt reeds overvloedig het vernuft der spinnen. Wij hebben haar reeds als uitstekende wevers en als knappe bouwkundigen leeren kennen. Wanneer wij ons daarbij hare voorzigtigheid en haar geduld herinneren; wanneer wij letten op hare looze streken, die elkeen wel gebleken zijn, bijv. dat zij zich in eens onbewegelijk houden, als lagen ze dood, met ingetrokken pooten; of dat zij zich andere malen, wanneer men haar wil aanvatten, eensklaps laten vallen;—dan is het niet vreemd, dat sommige schrijvers over de spinnen haar soms eenen overdreven lof hebben toegezwaaid, hierin door hunne eigene verbeelding weggesleept. Zóó vond ik vele vergelijkingen, waarbij zij niet alleen met de geleerdste wiskundigen, met de beroemdste wijsgeeren, met de schranderste industrieelen, met de kundigste genie- of marine-officieren werden gelijk gesteld,—maar zelfs daarboven geplaatst,—eens met den uitroep: "Ja! zij gelijken op halve Goden!" Deze laatste apotheose hebben zij te danken aan den Heer quatre-mère d'isjonval, na zijne ontdekking, dat de spin insgelijks tot