VRUCHTEN,
NOORDELIJKE EN ZUIDELIJKE PLANTENVORMEN;
BIJ LIMA EN VERAGUA.
Bij Calläo (nabij Lima) vindt men, onder de wilde zoowel als onder de gekweekte planten, eene zonderlinge vermenging van europeesche en tropische gewassen. De boomvruchten evenwel zijn meer alleen die, welke aan warmere luchtstreken eigen zijn, hoewel men ook appelen vindt, maar van minder aangenamen smaak dan de europeesche. Overigens heeft men er chirimoyas (Anona cherimolia miller), eene der uitnemendste vruchten van den ganschen aardbol, in smaak op aardbeziën gelijkende, en waarvan seemann in zijne Reisbeschrijving[1] (I, p. 182–183) het volgende zegt: "De ananas, mangostan en chirimoya worden voor de beste vruchten der wereld gehouden. Ik heb ze gegeten in de oorden, waar zij gerekend worden het voortreffelijkst te slagen: de ananas in Guayaquil (Zuid-Amerika), de mango in den Indischen Archipel, en de chirimoya in de afhellingen der Andes; maar, als ik kiezen moest, ik zoude de voorkeur aan de chirimoya geven, welker smaak dien van alle andere bekende vruchten overtreft."
Granadillas[2], cajuelis (Physalis pubescens L.), china'sappelen, bananen, druiven, vijgen, kweeën, ananassen, perziken en aguacate (Persea gratissima) eene peervormige vrucht, welke met een lepel gegeten wordt en daarom niet ten onregte planten-boter heet. (Seemann, t.a.pl. I, p. 144). Deze laatste vrucht heet ook wel avogado en is in onze West-Indische Koloniën onder den naam van advokaat bekend.