Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/536

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
114
OVER DE DOODE ZEE.

en deels in onder den bodem zich verre uitstrekkende lagen, deels in vloeibaren staat, in naptha of aardpekbronnen aanwezig, eens door het vuur aangetast, moest wel eenen brand verwekken, die Sodom en Gomorra en al wat in het dal Siddim was, geheel verdelgde, maar die ook diep in de aarde indrong en haar tot eene aanzienlijke diepte uitholde. Het verwondert ons niet, dat, toen abraham dezen ontzettenden aardbrand, deze vreesselijke verwoesting uit de verte aanschouwde, het hem was, alsof de rook eens ovens van het land opging.

Toen deze uitbranding welligt geruimen tijd geduurd en zich tot aan het zuidelijk gedeelte van het binnenmeer had uitgebreid, moest eindelijk de dam, die den brandenden vuurpoel van het waterbekken der Doode zee scheidde, bezwijken. Een onvermijdelijk gevolg hiervan was, dat de watermassa van het nu noordelijk gedeelte der Doode zee zich in dien vuurpoel stortte en dien zeker onder de hevigste koking en geweldige stuiptrekkingen bluschte. Het gebied van de Doode zee werd nu tot haren tegenwoordigen omvang uitgebreid, en hare bittere wateren rolden, waar vroeger de dartele bevolking van Sodom en Gomorra hare gruwelen had bedreven.

Maar door de uitbreiding van het waterbekken der Doode zee moest ook de natuurlijke gesteldheid van haar water al spoedig eene groote verandering ondergaan. De bij en om Sodom liggende steenzoutbeddingen werden nu in onmiddellijke aanraking met het water der Doode zee gebragt. Door winterregens afgespoeld, voerden ze eene ontzaggelijke menigte zout in opgelosten toestand naar de zee en verhoogden het zoutgehalte van haar water, terwijl nog bovendien de onder den grond verborgene zoutbeddingen thans ontbloot en aan de inwerking des waters werden blootgesteld.

Men heeft wel eens gemeend, dat de geheele vallei, die thans door de Doode zee wordt ingenomen, voor de verwoesting van Sodom en Gomorra eene vruchtbare vlakte was, door welke de Jordaan kronkelde; maar dat onder dien verraderlijken grond eene onderaardsche zee verborgen lag. Toen nu de bovengrond vlam vatte en de aardkorst was doorgebrand, zoude de daaronder verborgen zee voor den dag gekomen zijn en dien grond met alles wat hij