Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/535

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
113
OVER DE DOODE ZEE.

gekozen. Wel wordt er vermeld, dat dit dal vol asphaltputten of aardharsbronnen was;[1] maar dit schaadde der vruchtbaarheid niet. Eene talrijke en weelderige bevolking woonde in dit gelukkig oord. Vijf vorsten, die ieder over ééne stad het gebied voerden, en met elkander tot onderlinge bescherming tegen den aanval der Assyriers een verbond hadden aangegaan, worden met name genoemd.[2]) Maar diep bedorven en laag gezonken was het volk. Hunne ondeugd schreeuwde tot den hemel. Geen tien regtvaardigen werden daar gevonden; daarom besloot Jehova dat oord te verderven.[3] "Toen deed de Heere zwavel en vuur over Sodom en over Gomorra regenen van den Heere, van den hemel; en Hij keerde die steden om en de gansche vlakte; en alle inwoners der steden, ook het gewas des lands. En abraham zag naar Sodom en Gomorra en naar 't gansche land van die vlakte; en hij zag, en ziet! daar ging een rook van het land op als de rook eens ovens."[4]

Ziet daar, wat ons de historische overlevering aangaande de groote omkeering, welke aan de Doode zee hare tegenwoordige gedaante gaf, mededeelt. Wij vinden hier wel geene natuurkundige beschrijving van deze merkwaardige gebeurtenis, maar wenken en aanwijzingen, die gevoegd bij hetgeen de natuurlijke en geologische gesteldheid van die plaats ons leert, genoeg zijn, om ons eene waarschijnlijke voorstelling van die gebeurtenis te geven.

Het kan zijn, dat door een zwaar onweder, of door eene vulkanische uitbarsting van onderaardsch vuur, of door de zamenwerking van beide oorzaken de met asphalt bezwangerde bodem vuur gevat heeft. Deze vulkanische stof, eens aan het branden, kon door niets in haar vreeslijk geweld worden gekeerd. Spoedig was deze geheele landstreek ééne vuurzee, één vuurpoel, die alles verzwolg, waartegen geen menschelijke magt iets vermogt. Het schijnt dat ten gevolge van dezen vreesselijken en welligt langdurigen aardbrand de grond verzonken en diep uitgebrand is. De ontzaggelijke massa brandstoffen, door vroeger vulkanische processen in den grond opgehoopt

  1. Gen. 14:10.
  2. Gen. 14:2.
  3. Gen. 18:20, 21, 32.
  4. Gen. 19: 24, 25, 28.
1857
8