Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/540

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
118
OVER DE DOODE ZEE.

En wat vonden zij op die plek, waar de saulcy de ruïnen van Sodom zag? Niets anders dan steenhoopen, die van het gebergte losgerukt hier en daar verstrooid lagen.

De saulcy beroept zich wel op het gezag van den beroemden reland, die van oordeel was, dat de Doode zee geenszins het dal Siddim had verzwolgen en dat de vijf steden van dit dal aan de oevers van die zee gelegen waren. Hij houdt het wel voor eene bevestiging van zijne meening, dat in de Schriften des Ouden Verbonds de verwoesting van Sodom aan het vuur en niet aan het water wordt toegeschreven. Hij haalt zelfs strabo als getuige van de waarheid zijner ontdekking aan, die, terwijl hij het Sirbonische meer aan de grenzen van Egypte met de Doode zee verwart, aan de ruïnen van Sodom een omtrek van zestig stadiën gaf.—Maar wat beteekent dit alles tegenover de vele bewijzen, die het als een onloochenbaar feit boven twijfel stellen, dat het zuidelijk gedeelte der Doode zee, voor de ontzaggelijke katastrophe ter dier plaatse, het dal Siddim is geweest.

Het is derhalve reeds uit den aard der zaak hoogst onwaarschijnlijk, ja, geheel ongeloofelijk, dat de saulcy de ruïnen van Sodom heeft gezien. Maar hoe is hij er dan toe gekomen, om de steenhoopen aan den voet van het zoutgebergte van Usdum voor de ruïnen van eene stad te houden, die reeds voor vier duizend jaren van den aardbodem was verdwenen? De saulcy heeft zich laten misleiden door zijnen Arabischen gids. Dit soort van menschen is spoedig gereed om de vragen die men hen doet, bevestigend te beantwoorden, in de hoop van daardoor eene grootere belooning te erlangen. Toen de saulcy zijnen gids aboe daoek vroeg, of dat wat hij daar zag, de overblijfselen van Sodom waren, kreeg hij, gelijk te wachten was, een bevestigend antwoord. Van de velde, de Hollandsche reiziger, die slechts korten tijd na hem deze zelfde streken bezocht, gebruikte dienzelfden Arabischen gids. Hij verklaart plegtig, dat hij hoegenaamd geen spoor van ruïnen in de vlakte aan de noordzijde van het zoutgebergte van Usdum heeft gevonden, en dat de geheele zoo genoemde ontdekking van de saulcy niets anders is dan het gewrocht zijner verbeeldingskracht.