Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/539

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
117
OVER DE DOODE ZEE.
 

NASCHRIFT.

 

 

Nadat deze verhandeling reeds afgewerkt en aan de redactie van het Album der Natuur was opgezonden, trok eene met veel ophef aangekondigde ontdekking de algemeene aandacht tot zich. De ruïnen van Sodom zouden aan de oevers der Doode zee aan het noordelijke gedeelte van het zoutgebergte van Usdum zijn weder gevonden. De naam van den man, die deze allerbelangrijkste ontdekking gedaan zoude hebben, is de saulcy, die in het jaar 1851 het Heilige land bezocht en twee jaren later zijne reize publiek maakte.[1]

Wij kunnen niet ontveinzen, dat de juistheid dezer ontdekking van den beginne af door ons zeer betwijfeld werd. Wat waren toch die steden van het dal Siddim naar alle waarschijnlijkheid anders, dan wat nog voor een groot gedeelte vele steden in het Oosten zijn, eene verzameling van ligte gebouwen, uit hout en aarde zamengesteld? Niets geeft ons eenig regt om aan deze steden eene magt en grootheid toe te schrijven, die ten tijde van abraham in Kanaän geheel vreemd waren. Hoe zoude deze herdervorst dan in staat geweest zijn met zijne 318 mannen de overwinnaars dier steden te overwinnen en hunnen buit hun af te nemen? En van zulke weinig beteekenende steden zouden, even als van Babel en Ninive, de overblijfsels na duizenden van jaren nog aanwezig zijn!

Maar wat onzen twijfel nog merkelijk vergrootte, was, dat deze voorgewende overblijfsels van Sodom niet gevonden zijn onder den grond of op eene weinig bezochte plaats, maar op diezelfde plek, die door vele naauwkeurige en wetenschappelijke onderzoekers, door mannen als robinson en lynch, breedvoerig is beschreven en afgebeeld.


  1. Voyage autour de la Mer-Morte et dans les terres bibliques, par m. de Saulcy, membre de l'Institut, II vol. Paris, 1853.