Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/55

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE BEERENJAGT IN ZWEDEN.
DOOR DEN LUITENANT
DE JONG VAN RODENBURGH.

"Stern huntsman of the shaggy bear."
Ossian.
 

 

Toen mohammed de "roode hand" als sijmbool der onweêrstaanbare kracht in zijne standaarden plaatste, en onder dit teeken de trotsche Saraceensche krijgslieden aanvoerde ter verovering eener halve wereld, met hunne zwaarden eene godsdienst stichtende zoo hecht dat zij nog heden ten dage staande gebleven is—toen beloofde hij zijnen getrouwen, na de beproevingen van dit leven, een loon zoo heerlijk in hunne oogen, dat alle levensgenot voor dat droombeeld zwichten moest. In de koele tuinen van het paradijs, (zoo leerde de koran), onder het loof der oranjeboomen en dadelpalmen zou de regtgeloovige rusten in de armen der liefde. Jonge vrouwen, die met hooggewelfden boezem, goudgeel als de tarwehoop van het Hooge lied het maagdelijk schoon eeuwig behielden, zouden den beminden krijgsman een genot doen smaken, dat alléén de Arabische schoone haren lieveling geven kan.

Gansch anders waren de beloften, waarmede odin zijne stugge oorlogsmannen van uit Azië door de digte wouden van Rusland en Scandinavië ten strijde voerde, en met hen op de Vikingertogten tot in de Middellandsche zee doordrong. Het ligchaam van den held (dus verhaalt de Edda) vindt eene rustplaats onder den hoogen Bautasteen aan den oever der zee, wier blaauwe golven den waterzang zingen aan het bed des sluimerenden.[1] Maar zijne ziel wordt door de jonge Walkyrie, "die gezonden was om de dooden uit te lezen" op ravenzwarte vleugelen henengedragen naar Asgaard: "de goudbemuurde godenburg." Dáár neemt de bloedige

  1. Koning Yngwar's Saga.