Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/601

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
175
DE TELEGRAPHISCHE VERBINDING VAN EUROPA MET AMERIKA.

De ondernemers gaven een begin van uitvoering aan hun plan, door zich tot de regering der Vereenigde Staten te wenden, ten einde voorloopig opmetingen en verdere onderzoekingen te doen plaats grijpen. Die regering toonde zich bereid, en met den meest mogelijken ijver vervuld, om de ondernemers van dit kolossale werk alle mogelijke hulp te verleenen. De admiraliteit stelde het stoomschip Arctic, benevens een aantal bekwame en ervarene officieren, ter beschikking van de vereeniging. De luitenant berryman, die reeds vroeger peilingen in den Atlantischen Oceaan had verrigt, werd met de leiding der expeditie belast, terwijl de luitenant strain, Mr. mitchell en eenige andere wetenschappelijk gevormde en voor de onderneming geschikte officieren aan hem werden toegevoegd. Bij het verrigten der werkzaamheden bleek het, dat men zich niet in het personeel had vergist: elk hunner, ieder in zijn' rang, werkte met de grootste vlijt mede, ter bereiking van het doel; zoodat de expeditie in betrekkelijk korten tijd de gewigtige taak volvoerde.

De lijn, die alzoo aan dit naauwkeurig, planmatig onderzoek werd onderworpen, strekte zich uit van St. John, aan de westkust van New-Foundland, tot aan de golf van Valentin, het zuidwestelijk deel van Ierland, uitmakende eene lengte van 1700 zeemijlen of 570 uren gaans. (Zie de figuur.)

De peilingen werden over tusschenruimten van 10 tot 10 uren volbragt (de peilingsplaatsen zijn op de figuur door punten aangewezen), en bij elke peiling werd er, door middel van eene soort van spoel, die zich aan het ondereinde van de staaf, waarop het lood was geschoven, bevond, stalen van den zeebodem naar boven gevoerd. Reeds bij vroegere peilingen waren er dergelijke proeven, stalen of fragmenten opgehaald, en men had ze aan een mikroskopisch onderzoek doen onderwerpen. Prof. bailey te West-Point bevond, in den jare 1853, dat zij allen uit mikroskopische schelpen bestonden, en dat er volstrekt geen zand of kiezel in voorkwam. Het waren voornamelijk volkomen gave of ongeschondene kalkschelpen (foraminiferen) en eenige weinige kiezelschalen (diatomeën.)